ECLI:NL:GHARL:2018:10273

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.213.062
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake gemachtigd beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 2 maart 2017 het beroep van [A] niet-ontvankelijk had verklaard. De kantonrechter oordeelde dat niet was aangetoond dat [A] gemachtigd was om beroep in te stellen. Het hof heeft echter vastgesteld dat [D] door de betrokkene was gemachtigd om beroep in te stellen en dat er een toereikende machtiging aanwezig was waarin [A] door [D] werd gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. Het hof heeft eerder geoordeeld dat een gemachtigde zich niet door een ander kan laten vertegenwoordigen, tenzij de oorspronkelijke machtiging dat toestaat. In dit geval was er echter sprake van een uitzondering, omdat de eerste gemachtigde beroepsmatig rechtsbijstand verleende. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, omdat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 92,- voor overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. Het hof heeft geoordeeld dat de gedraging voldoende was aangetoond en dat er geen omstandigheden waren om van oplegging van de sanctie af te zien. De proceskosten zijn vergoed aan de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.213.062
26 november 2018
CJIB 192774163
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 2 maart 2017
betreffende
[A] , [B] Juridisch Advies,
kantoorhoudende te [C] ,
beweerdelijk optredende namens [D] ,
wonende te [E] , gemachtigde van
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [F] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van [A] tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
[A] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is gebleken dat [A] door de betrokkene is gemachtigd om beroep in te stellen.
2. [A] heeft aangevoerd dat hij bevoegd is om beroep in te stellen namens de gemachtigde en dat de benodigde machtigingen zich al bij de stukken bevinden. Het beroep is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, zo wordt betoogd.
3. Het hof stelt vast dat uit de stukken genoegzaam kan worden afgeleid dat
[D] door de betrokkene is gemachtigd beroep in te stellen tegen de opgelegde sanctie. Verder bevindt zich bij de stukken een toereikende machtiging waarin [A] door [D] wordt gemachtigd om namens hem beroep in te stellen.
4. Het hof heeft eerder geoordeeld dat een gemachtigde zich niet op zijn beurt door een ander als gemachtigde kan laten vertegenwoordigen, wanneer de oorspronkelijke machtiging daarin niet voorziet, maar dat daarop een uitzondering wordt gemaakt wanneer de (eerste) gemachtigde een derde persoon inschakelt die, zoals hier, beroepsmatig rechtsbijstand verleent (vgl. het arrest van het hof van 12 december 2014, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2014:9655). Dit brengt mee dat [A] als ondergemachtigde in de procedure bij de kantonrechter kan worden aanvaard. De kantonrechter heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de overgelegde machtiging niet voldoet.
5. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen. Het hof zal vervolgens doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
6. [A] stelt zich - onder meer - op het standpunt dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden.
7. Het hof stelt vast dat in administratief beroep door [A] een verzoek tot horen is gedaan. Geen van de in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde uitzonderingsgevallen doen zich hier voor: anders dan de officier van justitie komt het hof tot het oordeel dat hier niet gesproken kan worden van een kennelijk ongegrond beroep, in de zin dat dit aanstonds blijkt zonder dat daarover redelijkerwijs twijfel kan bestaan. De officier van justitie heeft het administratief beroep derhalve ten onrechte als zodanig aangemerkt en ten onrechte van het horen van de ondergemachtigde afgezien. Dit brengt mee dat het hof het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond zal verklaren en die beslissing eveneens zal vernietigen. De overige bezwaren tegen deze beslissing behoeven hierdoor geen bespreking meer.
8. Het hof zal overgaan tot beoordeling van het beroep tegen de inleidende beschikking.
9. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 92,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 11 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 2 oktober 2015 om 19.09 uur op de St. Josephlaan-Amsterdamsestraatweg (ter hoogte van perceel 8) te Utrecht met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
10. [A] voert aan dat de gemachtigde zich niet meer kan herinneren dat zij op de hiervoor vermelde datum en tijdstip op de pleeglocatie aanwezig was. Mocht zij toch op de locatie aanwezig zijn geweest, dan ontkent zij de verweten gedraging te hebben verricht. Er is wellicht sprake van een foutieve meting dan wel niet (juist) geijkte apparatuur. Bovendien stelt de gemachtigde altijd de cruise control in. Tot slot merkt [A] nog op dat ter plaatse een maximum snelheid geldt van 60 kilometer per uur in plaats van 50 kilometer per uur.
11. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht houdt onder meer het volgende in:
''Door mij is waargenomen hetgeen langs elektronische weg is geconstateerd en vastgelegd. (…) De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 64 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 61 km per uur.
Toegestane snelheid : 50 km per uur.
Overschrijding met : 11 km per uur.
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van geijkte radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.''
12. Verder bevat het dossier foto's van de gedraging. De gegevens die in de databalk onderin de foto's zijn vermeld, stemmen overeen met de hiervoor vermelde gedragingsgegevens.
13. Het hof ziet in de enkele ontkenning dat de gemachtigde ter plaatse is geweest geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat met dat voertuig van de betrokkene de maximumsnelheid is overschreden. In de enkele stelling van [A] dat de gemachtigde - zo begrijpt het hof althans - niet te hard kan hebben gereden, omdat zij de cruise control had ingeschakeld, ziet het hof ziet evenmin aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat de maximumsnelheid met het voertuig van de betrokkene is overschreden.
14. Het hof ziet ook geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat de gebruikte meetapparatuur was getest, geijkt en op de voorschreven manier is gebruikt. Het enkel opwerpen van vragen acht het hof daartoe onvoldoende. Ook twijfelt het hof niet dat de maximum snelheid ter plaatse 50 kilometer per uur is. Onbetwist staat namelijk vast dat de gedraging is verricht binnen de bebouwde kom. Het uitgangspunt binnen de bebouwde kom is een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van [A] dat ter plaatse een afwijkende snelheid geldt, is onvoldoende om dat in twijfel te trekken. Dat de gedraging is verricht, staat dan ook genoegzaam vast. Omstandigheden waarom in dit geval niettemin van oplegging van een sanctie zou moeten worden afgezien, zijn niet naar voren gebracht of anderszins gebleken.
14. Gelet op het voorgaande wordt het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.
16. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van het hoger beroepschrift dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 501,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 501,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.