In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van € 62,90, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum. De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat de parkeercontroleur geen geldig parkeerkaartje of vergunning kon aantreffen. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag in eerste instantie vernietigd, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Belanghebbende stelde dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd was getreden door te oordelen dat de heffingsambtenaar niet had hoeven horen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de normale zorgvuldigheid had betracht en dat er geen sprake was van een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen termen voor aanwezig werden geacht.