In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling en de opheffing van zijn faillissement. [Appellant] was op verzoek van zijn schuldeiser, Groene Energie Administratie B.V., op 28 augustus 2018 door de rechtbank Midden-Nederland in staat van faillissement verklaard. Op 2 oktober 2018 werd hij niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot opheffing van het faillissement en gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft het verzoek van [appellant] in hoger beroep beoordeeld, waarbij hij aanvoerde dat hij door omstandigheden, namelijk zijn vakantie, niet binnen de gestelde termijn een verzoek had kunnen indienen.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] op 25 juli 2018 door de griffier was opgeroepen en op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om binnen veertien dagen een verzoek in te dienen. [Appellant] heeft echter deze brief niet afgehaald en zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling pas op 13 september 2018 ingediend, dus buiten de termijn. Het hof oordeelde dat de vakantie van [appellant] niet als een niet-toerekenbare omstandigheid kon worden aangemerkt, aangezien hij zelf verantwoordelijk was voor het tijdig in ontvangst nemen van de brief.
De klacht van [appellant] dat hij niet is gehoord door de rechtbank werd door het hof verworpen, omdat hij in hoger beroep voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep verworpen, waardoor [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.