Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Schuurmans,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 14 november 2017 een arrest gewezen in hoger beroep met zaaknummer 200.186.346/01. De zaak betreft een vordering van mr. W.L.R. Schuurmans c.s. Advocaten B.V., gevestigd te Roden, die in eerste aanleg eiseres in conventie en verweerster in reconventie was. De geïntimeerde, wonende te [A], was gedaagde in conventie en eiser in reconventie. De advocaat van Schuurmans was voorheen mr. A.K. Bolt, terwijl de advocaat van de geïntimeerde mr. G.M. Tiddens was.
In het tussenarrest van 13 september 2016 werd de zaak voor wat betreft de conventionele vordering van Schuurmans op de geïntimeerde verwezen naar de rol van 25 oktober 2016 voor oproepen van de curator, mr. Verdonk. De geïntimeerde heeft op die rol laten weten dat de curator de zaak niet overneemt en heeft ontslag van instantie gevraagd. Het hof heeft in deze uitspraak de gevolgen van het faillissement van Schuurmans voor de procedure beoordeeld, waarbij de artikelen 27 en 29 van de Faillissementswet (Fw) van toepassing zijn.
Het hof oordeelt dat de curator niet verplicht is de vordering over te nemen en dat het verzoek tot ontslag van instantie toewijsbaar is, omdat de vorderingen in conventie en reconventie elkaar uitsluiten. Het belang van de geïntimeerde bij beëindiging van de procedure weegt zwaarder dan het belang van Schuurmans bij een beslissing in hoger beroep. Het hof heeft daarom besloten om de procedure in hoger beroep voor de vordering van Schuurmans op de geïntimeerde te beëindigen, terwijl de procedure voor de reconventionele vordering geschorst blijft.