ECLI:NL:GHARL:2017:9979

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
200.181.999/01 en 200.182.001/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontbinding van een koopovereenkomst en de gevolgen voor de huur van een apotheek

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een koopovereenkomst tussen Apotheek Musselkanaal en Apothekersgroep Groningen, waarbij de betaling van goodwill en huur ter discussie staat. De koopovereenkomst, gesloten op 25 april 2014, hield in dat Apothekersgroep Groningen de activa en activiteiten van Apotheek Musselkanaal zou overnemen voor een totale prijs van € 1.378.040,-, waarvan een deel opgeschort was in afwachting van bankverklaringen. Toen deze verklaringen uitbleven, stelde Apothekersgroep Groningen Apotheek Musselkanaal in gebreke en ontbond de overeenkomst. Het hof moest beoordelen of deze ontbinding gerechtvaardigd was, gezien het feit dat Apothekersgroep Groningen de apotheek feitelijk had overgenomen en gebruik had gemaakt van het praktijkpand zonder dat een huurovereenkomst tot stand was gekomen.

Het hof oordeelde dat de tekortkoming van Apotheek Musselkanaal in het voldoen aan de opschortende voorwaarden van de koopovereenkomst de ontbinding rechtvaardigde. Apothekersgroep Groningen had recht op bescherming tegen het risico van pandrechten en ontruiming, wat niet was gewaarborgd. De vordering van Apotheek Musselkanaal tot betaling van de koopsom werd afgewezen, evenals de vordering tot betaling van huurpenningen door Verbrugge Beheer. Het hof bevestigde dat Apothekersgroep Groningen een gebruiksvergoeding verschuldigd was voor de periode dat zij het pand feitelijk in gebruik had, en dat de ontbinding van de koopovereenkomst leidde tot de verplichting tot ongedaanmaking van de verrichte prestaties.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in koopovereenkomsten en de gevolgen van tekortkomingen in de nakoming daarvan. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en legde de proceskostenveroordelingen op aan de partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof 200.181.999 en 200.182.001
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland C/18/150114 / HA ZA 14/211 en
3238243 CV EXPL 14-10322)
arrest van 14 november 2017
in de zaak met nummer 200.181.999 van

1.Apothekersgroep Groningen V.O.F.,

gevestigd te Groningen,
hierna:
Apothekersgroep Groningen,

2. Apotheek Helpman B.V.,

gevestigd te Groningen,
hierna:
Apotheek Helpman,

3. AG Steengoed B.V. (thans genaamd: PAN-AG B.V.)

gevestigd te Groningen,
hierna:
AG Steengoed,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
Apothekersgroep Groningen c.s.,
advocaat: mr. T.F. de Jong, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Mr. S. van Gessel qq, curator in faillissement van Apotheek Musselkanaal B.V.,
kantoorhoudend te Veendam,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Apotheek Musselkanaal,
advocaat: mr. R.P. van Boven, kantoorhoudend te Assen.
en in de zaak met nummer 200.182.001 van

1.Apothekersgroep Groningen V.O.F.,

gevestigd te Groningen,
hierna:
Apothekersgroep Groningen,
2. Apotheek Helpman B.V.,
gevestigd te Groningen,
hierna:
Apotheek Helpman,

3.AG Steengoed B.V. (thans genaamd: PAN-AG B.V.),

gevestigd te Groningen,
hierna:
AG Steengoed,
appellanten in het principaal hoger beroep,
geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
Apothekersgroep Groningen c.s.,
advocaat: mr. T.F. de Jong, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Verbrugge Beheer en Exploitatie B.V.,
gevestigd te Gieten,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Verbrugge Beheer,
advocaat: mr. R.P. van Boven, kantoorhoudend te Assen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep in beide zaken

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 6 juni 2017 hier over. Ingevolge dit arrest heeft op 6 oktober 2017 in beide zaken een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op basis van de beschikbare stukken.
In het principaal en het incidenteel appel in beide zaken

2.De vaststaande feiten

2.1
Het volgende staat tussen partijen vast.
2.1.1
Apotheek Musselkanaal exploiteerde voor 1 mei 2014 een apotheek in Musselkanaal (hierna: de apotheek). De heer D. [A] ( [A] ) was indirect bestuurder van de apotheek. [A] is tevens indirect bestuurder van de moedermaatschappij van Apotheek Musselkanaal, Verbrugge Beheer. Laatstgenoemde vennootschap is eigenaar van het appartementsrecht aan de [a-straat] te [B] . Dit appartement werd door Apotheek Musselkanaal van Verbrugge Beheer gehuurd ten behoeve van de exploitatie van de apotheek.
2.1.2
Apothekersgroep Groningen is een samenwerkingsverband van een aantal in Groningen gevestigde apotheken (in eerste aanleg de oorspronkelijke gedaagden 2 tot en met 6, thans appellanten 2 en 3 en de inmiddels toegetreden Winter is cool BV).
2.1.3
Apotheek Musselkanaal en Apothekersgroep Groningen hebben op 25 april 2014 een koopovereenkomst gesloten waarbij Apotheek Musselkanaal de activa en activiteiten van de apotheek heeft verkocht aan Apothekersgroep Groningen voor een totale koopprijs van € 1.378.040,-. Daarbij is bepaald dat € 800.000,- op 1 mei 2014 zou worden betaald en het tweede deel, zijnde € 578.040,- zou worden omgezet in een geldlening met een looptijd van maximaal vijf maanden.
2.1.4
In de koopovereenkomst van 25 april 2014 is (verder) onder meer het volgende
opgenomen:
"(…)
IICONSIDERANS
(…)
(D) Koper en Verkoper wensen de uitvoering van deze overeenkomst afhankelijk te maken van het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak waarin de Apotheek thans wordt geëxploiteerd en die in eigendom toebehoort aan Verbrugge Beheer en Exploitatie
(...)
Artikel 2 -Opschortende voorwaarden voor Overdracht
2.1
De overdracht door verkoper aan koper op grond van deze koopovereenkomst zal zijn opgeschort, totdat de Koopprijs zal zijn voldaan overeenkomstig artikel 3.4 (hierna te noemen: "de Opschortende voorwaarde ").
Voorts zal Koper gerechtigd zijn zijn medewerking aan de Overdracht en de betaling van de Koopprijs geheel of gedeeltelijk op te schorten, totdat zal zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de medewerking van de contractuele wederpartijen voor de contractoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW van de Contracten als vermeld op Bijlage 2 zal bij voorbaat schriftelijk en zonder voorbehoud zijn verstrekt:
b. tussen Koper en Verbrugge Beheer en Exploitatie zal een huurovereenkomst zijn ondertekend ten aanzien van de onroerende zaak waarin de Apotheek wordt geëxploiteerd - aan de [a-straat] te [B] - overeenkomstig het concept dat als Bijlage 3 aan deze Koopovereenkomst is gehecht. Verbrugge Beheer en Exploitatie zal zich voorzien van schriftelijke toestemming van de hypotheekhouder, de Abn Amro Bank NV, als bedoeld in de hypotheekakte van 19 september 2011 onder het kopje 'Huurbeding ", waaruit de onvoorwaardelijke toestemming van de hypotheekhouder blijkt tot het aangaan van deze huurovereenkomst en zal deze verklaring aan Koper ter beschikking stellen;
c. Verkoper zal zich voorzien van een schriftelijke verklaring van alle partijen, waaronder haar financier(s), dat zij onvoorwaardelijk afstand doen van alle pandrechten die rusten op de over te dragen Activa en zal deze verklaring(en) aan Koper ter beschikking stellen. Verbrugge Beheer en Exploitatie zal zich voorzien van een schriftelijke verklaring van de hypotheekgever, de Abn Amro Bank NV, dat zij onvoorwaardelijk afstand doet van het pandrecht dat zij op grond van de hypotheekakte van 19 september 2011 heeft of mocht hebben op de roerende zaken die zich in de onroerend zaak bevinden waarin de apotheek wordt geëxploiteerd.
2.2
Partijen zullen zich inspannen om te bewerkstelligen dat de in artikel 2.1. opgenomen voorwaarden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 mei 2014 zullen zijn vervuld.
(…)
Artikel 3 -Koop van de Onderneming en Overdracht
3. 1 Verkoper verkoopt hierbij de Activa aan Koper, die deze hierbij van Verkoper koopt voor een koopprijs die als volgt zal worden bepaald ("de Koopprijs"):
- een bedrag van € 1.225.000, - (...) voor de goodwill - tevens omvattende alle overige immateriële activa, waaronder software(licenties), contracten e.d. - plus;
- een bedrag van € 62.000.- (…) voor de inventaris, plus;
- een bedrag van € 7.000.-(…) voor de Citroen Nemo, plus;
- een bedrag van € 4.040.- voor de 40 certificaten in Beheermaatschappij MB Holding B. V.;
- een bedrag gelijk aan de waarde van de voorraden, bepaald aan de hand van de voorraadadministratie van Verkoper per 30 april 2014 (na sluitingstijd) (…) er zal door Verkoper een voorlopige afrekening worden opgesteld waarbij voor de voorraden wordt uitgegaan van € 80.000.-. (...)
- de Koopsom zal voor een bedrag van ten minste € 578.040. -(...) worden schuldig gebleven aan Verkoper. De voorwaarden waaronder dit bedrag door Koper is schuldig gebleven aan Verkoper zullen worden vastgelegd in een notarieel op te stellen akte van geldlening en een rentepercentage van 6,8% op jaarbasis bij een maximale looptijd van 5 maanden, (…)
(...)
3.3
De Activa en Contracten worden overgedragen respectievelijk overgenomen op 1 mei 2014 (de datum van Overdracht). (...)
3.4
Betaling van de Koopprijs vindt plaats op de datum van Overdracht, door overmaking op bankrekeningnummer NL08ABNA [...) ten name van Verkoper.
(...)"
2.1.5
Daarnaast is er een huurovereenkomst opgesteld waarin is bepaald dat Verbrugge Beheer aan Apothekersgroep Groningen verhuurt het pand aan de [a-straat] te [B] . Verder is daarin onder meer het volgende bepaald:
"(…)
3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 4 jaar, ingaande op
1 april 2014 en lopende tot en met 31 maart 2018.
(...)
4.1
De aanvangshuurprijs van het gehuurde bedraagt op jaarbasis € 35.000,-
zegge: vijf en dertig duizend euro.
4.2
Partijen komen overeen dat verhuurder wel omzetbelasting over de huurprijs in rekening brengt.
(…)
4.8.
Per betaalperiode van 1 kalendermaand bedraagt bij aanvang van de huurovereenkomst:
- de huurprijs € 2.916,66
- de over de huurprijs verschuldigde omzetbelasting€ 612,49
(...)
totaal € 3.529,15"
2.1.6
De feitelijke overdracht van de apotheek aan Apothekersgroep Groningen heeft op 1 mei 2014 plaatsgevonden. Op die datum heeft [A] de vennootschap Apotheek Musselkanaal ontbonden wegens gebrek aan baten. Vanaf dat moment was deze vennootschap derhalve 'in liquidatie'. [C] ( [C] ) had toen de leiding van de apotheek.
2.1.7
Mosadex is één van de leveranciers van de apotheek en heeft voor en na 1 mei 2014 medicijnen geleverd onder eigendomsvoorbehoud.
2.1.8
Bij brief van 19 juni 2014 heeft Winter namens Apothekersgroep Groningen het
volgende meegedeeld aan [A] :
"U stelt dat de "hobbels " zijn weggenomen. Dat is echter geenszins het geval. Wij hebben contact gezocht met de bank naar aanleiding van de wens dat we goed willen hebben vastgelegd dat de bank de zekerheden vrijgeeft en dat het huurbeding uit de hypotheekakte vervalt (zie bijgaande correspondentie met de bank). Verder hebben wij aangegeven dat wij op grond van de overeenkomst recht hebben op de onbezwaarde activa. (...)
Wij staan nu bloot aan het risico dat als niet snel een oplossing wordt bereikt die voldoet aan de bepalingen uit de koopovereenkomst, schuldeisers (waaronder in het bijzonder ook Mosadex ongeduldig gaan worden. Daarbij is het niet louter denkbeeldig dat er zal worden overgegaan tot het inroepen van het eigendomsvoorbehoud of zelfs wordt overgegaan tot een faillissementsaanvraag. Dat risico kunnen wij niet (langer) accepteren. Wij overwegen daarom de koop wegens niet nakoming te ontbinden. Daarbij zullen wij aanspraak maken op een schadevergoeding wegens de inmiddels gemaakte kosten. Om deze reden stellen wij u hierbij in gebreke met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot levering van het actief vrij van rechten van derden. Tevens stellen wij u in gebreke met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot levering tot het sluiten van een huurovereenkomst waarbij het huurbeding van de bank niet langer van kracht is. Wij geven u vanaf heden vijf werkdagen de tijd om alsnog volledig na te komen, dat wil zeggen tot uiterlijk donderdag 26 juni as 17:00 uur. (...)"
2.1.9
Apothekersgroep Groningen heeft Apotheek Musselkanaal bij brief van 19 juni 2014 in gebreke gesteld met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot levering van het actief, vrij van rechten van derden, alsmede met betrekking tot de nakoming van de verplichting tot het sluiten van een huurovereenkomst waarbij het huurbeding van de bank niet langer van kracht is.
2.1.10
Apotheek Musselkanaal heeft op haar beurt bij brief van 23 juni 2014 een ingebrekestelling aan Apothekersgroep Groningen c.s. gestuurd in verband met de openstaande huurtermijnen en betaling van de eerste tranche van de koopsom.
2.1.11
Bij brief van 27 juni 2014 heeft Apothekersgroep Groningen de koopovereenkomst ontbonden.
2.1.12
Verbrugge Beheer heeft Apothekersgroep Groningen en haar vennoten op 2 juli 2014 gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen en betaling van de huurpenningen gevorderd (zaaknummer/rolnummer 3238243 CV EXPL 14-10322).
2.1.13
Apotheek Musselkanaal heeft Apothekersgroep Groningen en haar vennoten op 11 juli 2014 gedagvaard voor de civiele rechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen en heeft betaling van de gehele koopsom gevorderd (zaaknummer/rolnummer C/18/150114/HAZA 14-211).
2.1.14
Bij brief van 21 juli 2014 aan Apothekersgroep Groningen c.s. heeft Mosadex onder dreiging van de uitoefening van het eigendomsvoorbehoud en het niet langer verstrekken van medicijnen, betaling door Apotheek Musselkanaal gevorderd van € 279.180,33 ter zake van levering medicijnen vóór 1 mei 2014. Apothekersgroep Groningen heeft daarvan € 78.348,87 (de waarde van de voorraden op 1 mei 29014) voldaan en dat deel van de vordering aan haar laten cederen.
2.1.15
Apotheek Musselkanaal heeft per faxbericht van 2 september 2014 van haar toenmalige raadsman, mr. Van Dalen, het volgende medegedeeld aan de advocaat van Apothekersgroep Groningen.
"U heeft namens uw cliënten bij brief van 27 juni 2014 de overnameovereenkomst van 25 april 2014 buitengerechtelijk ontbonden en heeft daarin aanspraak gemaakt op medewerking van cliënten tot ongedaanmaking van de overname van de feitelijke exploitatie van de apotheek in Musselkanaal zoals die door uw cliënten op 1 mei 2014 ter hand is genomen.
Cliënten hebben aanvankelijk ingezet op zowel nakoming van de huurovereenkomst als de koopovereenkomst en op die beide stellingen zijn de beide procedures gebaseerd.
Er heeft zich evenwel een nieuwe ontwikkeling voorgedaan, in die zin dat zich een nieuwe koper bij cliënten heeft gemeld die bereid is om de exploitatie van de apotheek in [B] met onmiddellijke ingang over te nemen zonder daarbij het voorbehoud te maken dat door uw cliënten is gemaakt.
Dat betekent dat ik uw cliënten hierbij laat weten dat cliënten alsnog akkoord gaan met de buitengerechtelijke ontbinding van zowel de overnameovereenkomst van 25 april 2014 als de huur-gebruiksovereenkomst ter zake de apotheek in [B] .
Juridisch heeft dat tot gevolg dat daarmee beide overeenkomsten zijn ontbonden en op beide partijen rust derhalve de verplichting tot ongedaanmaking.
In de praktijk komt het er dus op neer dat uw cliënten op de kortst mogelijke termijn de apotheek Musselkanaal moet ontruimen zodat cliënten de apotheek kan verkopen aan de nieuwe koper.
Gaarne verneem ik binnen twee dagen na heden van u of uw cliënten daartoe bereid zijn en zo ja, per welke datum zij dan de apotheek zullen ontruimen en weer ter beschikking van cliënten zullen stellen.
(...)"
2.1.16
Apotheek Musselkanaal heeft Apothekersgroep Groningen c.s. in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de genoemde rechtbank. In dit kort geding heeft Apotheek Musselkanaal het volgende gevorderd: 1) het ontruimen van [a-straat] te [B] door Apothekersgroep Groningen c.s., 2) het verbieden van Apothekersgroep Groningen c.s. tot het exploiteren van een apotheek in Musselkanaal en 3) het verbieden van het gebruik van patiëntenbestanden e.d., betrekking hebbend op Apotheek Musselkanaal. Bij vonnis van 22 september 2014 heeft de voorzieningenrechter deze vorderingen afgewezen.
2.1.17
Apothekersgroep Groningen heeft bij brief van 9 september 2014 verklaard schade te hebben geleden in verband met de exploitatie vanaf 1 mei 2014, voor een bedrag van € 92.563,00 aan exploitatieschade en een bedrag van € 99.291,38 ter zake van ontbindingsschade. In verband met deze vorderingen heeft Apothekersgroep Groningen zich beroepen op een retentierecht en om die reden is het pand aan de [a-straat] te [B] niet ontruimd totdat het pand op 1 januari 2016 verliet en de praktijkvoering vanaf die datum voortzette op het adres [b-straat] te [B] .
2.1.18
Op 13 september 2017 is Apotheek Musselkanaal failliet verklaard, met benoeming van mr. S. van Gessel tot curator.

3.De omvang en de beoordeling van het geschil

3.1
Een deel van de grieven in beide zaken, zowel in het principaal als in het incidenteel appel, is gericht tegen de door de rechtbank en de kantonrechter vastgestelde feiten. Met die grieven heeft het hof bij de bovenstaande feitenweergave rekening gehouden, zodat deze grieven geen verdere bespreking behoeven. Het hof merkt daarbij voor de duidelijkheid nog op dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
3.2
Voor het overige beogen de grieven in het principaal en het incidenteel appel tezamen in beide zaken het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Om die reden, en gelet op de onderlinge verwevenheid, zal het hof deze grieven thematisch behandelen. Daartoe zal eerst kort uiteen worden gezet waarover partijen twisten. Vervolgens zal eerst een oordeel worden gegeven over de vorderingen ter zake van de koop en vervolgens ter zake van de huur.
3.3
In de zaak met nummer 200.181.999 heeft Apothekersgroep Musselkanaal betaling op grond van de koopovereenkomst gevorderd. Die vordering is afgewezen, net als de huurvordering die Verbrugge Beheer in de zaak met nummer 200.182.001 heeft ingesteld. De kantonrechter heeft Apothekersgroep Groningen c.s. wel veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 3.529,15 voor elke maand of gedeelte daarvan dat Apothekersgroep Groningen het pand aan de [a-straat] vanaf 1 mei 2014 in gebruik heeft (dat wil zeggen: tot haar vertrek op 1 januari 2016). Beide procedures zijn administratief gevoegd en gelijktijdig ter comparitie behandeld. In beide zaken zijn de appelstukken gelijkluidend. Uit praktische overweging is ter comparitie afgesproken dat alle processtukken in beide afzonderlijke procedures in hun geheel in beide zaken ter beoordeling voorliggen en dat dus al die stukken geacht kunnen worden van beide procesdossiers deel uit te maken. Hierna zullen de vorderingen omwille van de overzichtelijkheid wel afzonderlijk worden behandeld, te beginnen met de vordering die strekt tot betaling van de koopsom.
De koopovereenkomst (zaaknummer 200.181.999)
- Inleiding
3.4
In de zaak met nummer 200.181.999 heeft Apotheek Musselkanaal gevorderd dat Apothekersgroep Groningen en haar vennoten op grond van de koopovereenkomst hoofdelijk worden veroordeeld tot nakoming van hun verplichting tot betaling van de eerste en de tweede tranche van de koopprijs, te vermeerderen met rente. Die vordering is door de rechtbank afgewezen, omdat naar haar oordeel Apotheek Musselkanaal de ontbinding heeft geaccepteerd die door Apothekersgroep Groningen bij brief van 27 juni 2014 is ingeroepen, waarmee zij afstand heeft gedaan van haar contractuele recht op nakoming.
3.5
In hoger beroep handhaaft Apotheek Musselkanaal haar vordering tot nakoming, onder toevoeging van een subsidiaire vordering: voor het geval dat geen nakoming kan worden gevorderd, vordert zij dat Apothekersgroep c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, bestaande in het positieve contractsbelang ten belope van € 1.225.000,- (goodwill). Tegen deze eisvermeerdering als zodanig is geen bezwaar gemaakt, en ook ambtshalve ziet het hof daartegen geen processuele bezwaren. De eisvermeerdering wordt daarom toegelaten.
3.6
Zowel in het principaal appel als in het incidenteel appel wordt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de koopovereenkomst met wederzijds goedvinden is ontbonden. Omdat Apotheek Musselkanaal in hoger beroep is opgekomen tegen de afwijzing, en het primaire verweer van Apothekersgroep Groningen tegen haar vordering in dit hoger beroep luidt dat de overeenkomst (niet pas met wederzijds goedvinden op 2 september 2014, maar) al bij brief van 27 juni 2014 eenzijdig is ontbonden, zal het hof dat verweer eerst bespreken. Daartoe komen aan de orde (1) de vraag wat dat partijen zijn overeengekomen (de uitleg van de overeenkomst), (2) de vraag of sprake is van een tekortkoming en (3) de vraag of deze tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. Indien geoordeeld wordt dat sprake is van ontbinding, zal ook de nieuwe vordering van Apotheek Musselkanaal tot betaling van haar positieve contractsbelang moeten worden beoordeeld.
- De uitleg van de koopovereenkomst
3.7
Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis. Deze uitleg dient niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het contract is gesteld, maar in praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dit geschrift als geheel in de desbetreffende kring van het maatschappelijk verkeer hebben, vaak wel van groot belang (vgl. HR 20 februari 2004, LJN: AO1427; NJ 2005, 493 en HR 5 april 2013, LJN BY8101).
3.8
De letterlijke betekenis van de opschortende voorwaarden van de koopovereenkomst staat tussen partijen niet ter discussie: Apotheek Musselkanaal diende Apothekersgroep Groningen een schriftelijke toestemming van ABN Amro ter beschikking te stellen waaruit de onvoorwaardelijke toestemming van ABN AMRO blijkt tot het aangaan van de huurovereenkomsten en een schriftelijke verklaring waarin ABN AMRO onvoorwaardelijk afstand doet van haar pandrecht op de roerende zaken die zich in de apotheek bevinden. Essentieel aan deze bepalingen is de vereiste dat sprake is van schriftelijke en onvoorwaardelijke verklaringen. Uit de letterlijke tekst van de overeenkomst volgt ook dat deze verklaringen dienden te zijn verstrekt voordat enige betalingsverplichting van Apothekersgroep Groningen opeisbaar zou worden. De verplichting tot betaling van zowel de eerste tranche van de koopsom als (na verloop van vijf maanden) de tweede tranche is immers aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat Apotheek Musselkanaal deze verklaringen van ABN AMRO ter beschikking zou stellen.
3.9
Volgens Apothekergroep Groningen houden deze bepalingen in dat ABN AMRO haar zekerheden en haar rechten uit het huurbeding op voorhand slechts onvoorwaardelijk hoefde op te geven voor het geval Apothekersgroep Groningen aan haar betalingsverplichtingen zou voldoen. Apothekersgroep Groningen verlangt dus niet dat de bank op voorhand onvoorwaardelijk afstand doet van deze rechten, meer in het bijzonder niet in het geval dat Apothekersgroep Groningen in haar betalingsverplichtingen zou tekortschieten. Het hof verwijst met name naar de memorie van grieven van Apothekersgroep Groningen onder 99 en de ter zitting gegeven toelichting. Deze uitleg komt erop neer dat Apothekersgroep Groningen de garantie wilde hebben dat de bank haar zekerheden of het huurbeding niet zou inroepen zolang Apothekersgroep Groningen zich aan haar betalingsverplichtingen zou houden. Het hof zal hierna van deze beperkte uitleg uitgaan, nu Apotheek Musselkanaal dat eveneens lijkt te doen. Zij heeft die uitleg in ieder geval niet bestreden.
- Nakoming?
3.1
Volgens Apotheek Musselkanaal is aan de hiervoor besproken verplichtingen voldaan. Zij beroept zich daartoe op een viertal mededelingen die in e-mails van een medewerker van ABN AMRO, de heer [D] , zijn gedaan en mondelinge mededelingen die dezelfde [D] aan Winter zou hebben gedaan. Het hof zal deze e-mails hierna bespreken. Omdat mondelinge mededelingen niet voldoen aan de vereiste schriftelijkheid, zullen die verder onbesproken blijven.
3.11
Op 5 juni 2014 schrijft [D] aan een adviseur van Apothekersgroep Groningen, de heer [E] , het volgende.
"Middels dit schrijven bevestig ik, dat wij vrijgave van de zekerheden zullen verlenen onder de volgende voorwaarde:
Wij zullen het pandrecht vrijgeven indien ook de 2e tranche is betaald door de koper.
Indien de 2e tranche niet wordt betaald is dit een ontbindende voorwaarde voor de koop en zal het actief waarop pandrecht rust van de huidige rechtspersoon blijven. Er zal op basis hiervan een pandrecht uit de rechten van de overeenkomst worden bedongen.
De overeen te komen huurovereenkomst zal moeten worden voorzien van een ontruiming verklaring."
3.12
Deze ontruimingsverklaring, die daadwerkelijk ter ondertekening aan Apothekersgroep Groningen is verzonden (en die zij niet heeft willen tekenen), houdt in dat de ondertekenaar afstand doet van haar huur- of gebruiksrechten 'onder de opschortende, niet-terugwerkende voorwaarde dat - gedurende het bestaan van enige hypothecaire belasting ten behoeve van de Bank - de Bank of een derde zal overgaan tot verkoop krachtens artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek of executie'. Voor die situatie verklaart de ondertekenaar 'de bedoelde onroerende zaak te ontruimen bij een eventuele verkoop ex artikel 3:268 Burgerlijk Wetboek of executie'.
3.13
Een dergelijke verklaring zou erop neerkomen dat Apothekersgroep Groningen tot 1 oktober 2014 (de dag van betaling van de tweede tranche) een risico zou lopen dat zij nu juist met de gevraagde onvoorwaardelijke verklaring van de bank wenste tegen te gaan: zij wilde met die verklaring de zekerheid verkrijgen dat zij niet tot ontruiming zou kunnen worden gedwongen indien zij (tijdig) aan haar betalingsverplichtingen zou voldoen, dus ook gedurende de periode dat de tweede tranche nog niet opeisbaar was. Door aan de instemming met verhuur de voorwaarde te verbinden dat Apothekersgroep Groningen de ontruimingsverklaring zou tekenen, is die zekerheid haar naar het oordeel van het hof feitelijk juist geweigerd. Het standpunt van Apotheek Musselkanaal dat de bank de mogelijkheid om zich op het huurbeding te beroepen volledig heeft gekoppeld aan betaling van de koopsom is hiermee niet in tegenspraak. Daarmee is immers niet uitgesloten dat de ontruimingsverklaring ook tegen Apothekersgroep Groningen kon worden ingeroepen in de periode die is gelegen tussen de betaling van de eerste tranche en de tweede tranche - dus zonder dat ter zake van die betalingen sprake is van enige tekortkoming van Apothekersgroep Groningen. Uit de hierna te citeren e-mail van 11 juni 2014 heeft Apotheek Groningen kunnen concluderen dat zij dat risico daadwerkelijk liep.
3.14
In een e-mail van 11 juni 2014 aan de belastingadviseur van Apotheek Musselkanaal, Heerema Advies, schrijft [D] het volgende.
"Uw onderstaande schrijven is inderdaad conform afspraak. De ontruimingsverklaring is inderdaad van toepassing tot het moment dat de laatste termijn, en daarmee de gehele koopsom is voldaan, zoals beschreven in de koopovereenkomst."
3.15
Deze mededeling is kopie conform (cc) aan Winter gedaan, en lijkt in te houden dat Apothekersgroep tot 1 oktober 2014 juist wel het risico liep dat de ontruimingsverklaring tegen haar zou worden ingeroepen.
3.16
In een aan Winter gerichte e-mail schrijft [D] twee dagen later, op 13 juni 2014, het volgende.
"Vanuit de bank is vrijgave zekerheden mogelijk indien de gehele koopsom is voldaan. De koper krijgt het juridische en economisch eigendom van de activa van Apotheek Musselkanaal BV indien aan de opschortende voorwaarde van betaling wordt voldaan. Indien de tweede tranche (nog) niet is voldaan is de koop niet afgerond. Ons doel is de bestaande registratie van het pandrecht te laten bestaan. Indien de koper de 2e tranche heeft voldaan zal het pandrecht direct worden vrijgegeven.
Indien deze situatie te onzeker is wil ik ook in plaats van het pandrecht akkoord gaan met een bankgarantie van uw kant. Deze garantie kan dan als zekerheid gelden voor de periode tussen de eerste en tweede tranche, een periode waarbij de bank geen zekerheden meer kan uitwinnen.
De laatste oplossing is de eerste en tweede tranche tegelijk te voldoen, ten aanzien van de nader te bepalen waarde voor een klein deel van de koopsom, stel circa 50/m kan dan een latere betaling volgen. Voorstel is dan 1,3mln in 1 keer te voldoen en een restant op een moment in september.
Ik verneem graag of u zich in 1 van de voorstellen kan vinden."
3.17
Deze e-mail ziet uitsluitend op de pandrechten van ABN AMRO. In de e-mail is echter ook daaromtrent geen onvoorwaardelijke mededeling te lezen als bedoeld in de koopovereenkomst zoals die moet worden uitgelegd. De mededeling houdt immers evenzeer de mogelijkheid in dat de zekerheden worden ingewonnen voorafgaand aan de betaling van de gehele koopsom - dat wil zeggen, tot aan 1 oktober 2014.
3.18
Weer een week later, op 20 juni 2014, refereert [D] in een e-mail aan Winter aan zijn vorige mail, waarop hij nog geen reactie zegt te hebben ontvangen. Hij voegt er het volgende aan toe.
"Als aanvulling kan ik melden dat tussen de bank en Apotheek Musselkanaal BV reeds geruime tijd is afgesproken dat de betaling aan Mosadex en het pensioenfonds zullen worden voldaan uit de eerste tranche alvorens gelden naar de bank vloeien (…)."
3.19
Ook deze mededeling bevat niet de vereiste onvoorwaardelijke mededeling - noch ten aanzien van de huur, noch ten aanzien van de pandrechten.
3.2
Partijen zijn beide ervan uitgegaan dat Apotheek Musselkanaal in beginsel kon tekortschieten in de nakoming van de hiervoor besproken meldingsplicht gedurende de periode dat Apothekersgroep Groningen bevoegd was haar betalingen op te schorten (gedurende de periode dat de bankverklaringen uitbleven). Ter discussie staat evenmin, dat Apotheek Musselkanaal ter zake van die verplichting na 1 mei 2014 door Apothekersgroep Groningen in gebreke kon worden gesteld en als gevolg daarvan in beginsel in verzuim kon geraken. Het hof zal partijen daarin volgen. Gelet hierop, gelet ook op hetgeen al werd overwogen, en omdat niet is gesteld of gebleken dat Apotheek Musselkanaal (anderszins) heeft voldaan aan die mededelingsplicht, moet de conclusie luiden dat zij in de naleving van deze verplichting daadwerkelijk is tekortgeschoten.
- Ontbinding?
3.21
Ingevolge artikel 6:265 lid 2 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Ingevolge het tweede lid van deze bepaling ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding in beginsel pas wanneer de schuldenaar in verzuim is. De rechter zal bij de beantwoording van de vraag of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, rekening dienen te houden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook die omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden (HR 22 augustus 1992,
NJ1992, 715, ECLI:NL:HR:1992:ZC0673). De rechter zal mede in zijn beoordeling moeten betrekken de aard en de betekenis van het beding in de naleving waarvan de partij tegen wie de ontbinding is gericht, is tekortgeschoten (HR 22 oktober 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2993 en HR 27 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2789).
3.22
Dat de tekortkoming naar haar aard of betekenis de ontbinding niet rechtvaardigt, is een uitzondering op de regel dat wanprestatie de ontbondenverklaring wettigt. De in verzuim zijnde schuldenaar moet zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering beroepen (HR 31 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD2017 en HR 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4122).
3.23
Voor de beoordeling van de vraag of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt, is in dit geval in het bijzonder het volgende van belang.
- Apothekersgroep Groningen was ervan op de hoogte dat Apotheek Musselkanaal was ondergebracht bij de afdeling Bijzonder Beheer van ABN AMRO;
- Apotheek Musselkanaal verkeerde vanaf 1 mei 2014 in liquidatie;
- het was Apothekersgroep Groningen erom te doen dat zij niet het risico liep dat vanaf 1 mei 2014 pandrechten op de inboedel van de apotheek zouden worden ingewonnen of dat zij het pand zou moeten verlaten indien zij zich aan de betalingsafspraken zou houden;
- die zekerheid is haar niet gegeven, noch ten aanzien van de inboedel, noch ten aanzien van de huur;
- in tegendeel, de bank gaf te kennen de mogelijkheid te willen hebben tot ontruiming, voordat de tweede tranche zou zijn voldaan en stelde daartoe de ondertekening van een ontruimingsverklaring als voorwaarde. Apothekersgroep Groningen heeft het standpunt van de bank althans zo mogen opvatten;
- het financiële belang van Apothekersgroep Groningen was aanzienlijk: de goodwill die zij diende te betalen, beliep ruim een miljoen, waarvan € 800.000,- (de eerste tranche) al direct na de schriftelijke verklaringen van de bank zou moeten worden voldaan;
- In de maanden na 1 mei 2014 bleek dat Apotheek Musselkanaal aanzienlijke onbetaalde schulden had aan een pensioenfonds en de leverancier van medicijnen, Mosadex;
- op de medicijnvoorraad van de apotheek rustte (deels) een eigendomsvoorbehoud van Mosadex;
- Mosadex dreigde een beroep te doen op haar eigendomsvoorbehoud;
- in diverse schriftelijke berichten heeft Apothekersgroep Groningen in juni 2014 aan ABN AMRO duidelijk gemaakt dat en waarom het huurbeding voor haar niet acceptabel was en heeft zij op overleg aangedrongen, onder meer omtrent de aflossing van de schulden van Apotheek Musselkanaal aan Mosadex en het pensioenfonds;
- Omdat dergelijke afspraken niet tot stand kwamen, heeft Apothekersgroep Groningen Apotheek Musselkanaal in een brief van 19 juni 2014 in gebreke gesteld ter zake van de nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot de bankverklaringen;
- die verklaringen zijn daarna niet afgegeven.
3.24
Tegen deze achtergrond kon Apotheek Musselkanaal niet volstaan met het verweer dat niet sprake was van een de ontbinding rechtvaardigende tekortkoming, op grond van het enkele argument dat de gehele koopsom al op 1 mei 2014 had kunnen worden betaald. Dat was immers niet overeengekomen. Het was gelet op de aanloopkosten ook niet mogelijk. Hetzelfde geldt voor de stelling dat Apothekersgroep Groningen elke betaling tot 1 oktober 2014 had kunnen opschorten. Deze partij zou dan immers gedurende de eerste vijf maanden dat de bedrijfsvoering van de apotheek door haar werd overgenomen - en in weerwil van de investeringen die zij dan zou doen - geen huurbescherming hebben gehad in geval van executieverkoop van het pand. Zij zou bovendien het risico lopen dat pandrechten zouden worden ingeroepen. Waar dat toe kon leiden, heeft zij uiteindelijk aan den lijve ondervonden, toen de deurwaarder op instigatie van Apotheek Musselkanaal op de inboedel van de apotheek conservatoir beslag is komen leggen. Deze maatregel heeft onbestreden een zeer verstorende werking gehad op de praktijkvoering. Bij het achterwege blijven van betaling van de koopprijs aan Apotheek Musselkanaal tot 1 oktober 2014 zouden dergelijke (zelfs verder gaande) maatregelen op initiatief van de bank bepaald niet ondenkbaar zijn, gelet op de precaire financiële positie van deze in liquidatie verkerende wederpartij.
3.25
Een en ander betekent dat ook het hof Apothekersgroep Groningen niet zal veroordelen tot betaling van de koopsom. Voor getuigenbewijs is geen plaats, nu hetgeen verder door Apotheek Musselkanaal is aangevoerd aan het voorgaande niet kan afdoen.
- Positief contractsbelang
3.26
Apotheek Musselkanaal maakt op grond van artikel 6:277 althans 6:272 BW, althans het leerstuk van de redelijkheid en billijkheid en ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW) subsidiair aanspraak op betaling van haar positieve contractsbelang (goodwill) tot een bedrag van € 1.225.000,-, te vermeerderen met rente. Het hof oordeelt daarover als volgt.
3.27
Artikel 2:277 BW biedt geen basis voor de vordering van Apotheek Musselkanaal, omdat zij de partij is wier tekortkoming grond voor ontbinding heeft opgeleverd.
3.28
Op grond van artikel 2:272 BW verplicht de ontbinding van de koopovereenkomst Apothekersgroep Groningen tot ongedaanmaking van de door Apotheek Musselkanaal verrichte prestatie. Sluit de aard van die prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt daarvoor ingevolge het eerste lid van dit artikel een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst. Op die bepaling is de vordering van Apotheek Musselkanaal naar het hof begrijpt gestoeld. Het gaat daarbij om het geheel van wat in de stukken niet nader wordt omschreven, maar naar gangbaar taalgebruik kan worden gedefinieerd als het in geld uitgedrukt niet-tastbaar vermogen van een onderneming, gelegen in het imago, klantenbestand, de kwaliteiten en de potentie van de onderneming. Goodwill is daarmee onlosmakelijk verbonden met de feitelijke uitoefening van die onderneming en kan dus, met die onderneming, in beginsel worden terug geleverd. Zonder nadere onderbouwing - die ontbreekt - valt niet in te zien dat een vordering tot betaling van goodwill desondanks op artikel 2:272 lid 1 BW kan worden gebaseerd.
3.29
Het leerstuk van de redelijkheid en billijkheid vormt geen zelfstandige bron van verbintenissen, en is reeds om die reden als onderbouwing van de vordering ongeschikt.
3.3
Wat het beroep op het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking betreft: de enkele stelling dat Apotheek Musselkanaal tot een bedrag van € 1.250.000,- is 'verarmd (goodwill kwijtgeraakt)' en Apothekersgroep Groningen is 'verrijkt (goodwill verkregen)' volstaat niet ter onderbouwing van een geldvordering ten belope van dat bedrag - ook niet in deze bijzondere casus.
De huurovereenkomst (zaaknummer 200.182.001)
- Inleiding
3.31
In de zaak met nummer 200.182.001 gaat het erom dat Apothekersgroep Groningen vanaf 1 mei 2017 tot haar vertrek op 1 januari 2016 het feitelijk genot heeft gehad van het appartementsrecht waarop de (voorgenomen) huurovereenkomst tussen partijen zag. De over die periode primair gevorderde huurpenningen heeft de kantonrechter afgewezen, omdat de huurovereenkomst uit de koopovereenkomst voortvloeit, en die laatste overeenkomst is ontbonden, nog voordat aan de huurovereenkomst uitvoering is gegeven.
3.32
Subsidiair heeft Verbrugge Beheer gesteld dat Apothekersgroep Groningen een verbruikersvergoeding verschuldigd is vanwege haar verblijf in het pand. De kantonrechter heeft geoordeeld dat voor het feitelijke gebruik door Apothekersgroep Groningen wel een gebruikersvergoeding verschuldigd is op de voet van artikel 6:212 BW. De desbetreffende vordering is tot een bedrag van € 3.529,15 per maand toegewezen, waarbij de kantonrechter heeft aangesloten bij de huurprijs in de huurovereenkomst waarover (wat de huurprijs betreft) wel overeenstemming bestond, maar waaraan partijen zoals gezegd uiteindelijk geen uitvoering hebben gegeven.
3.33
In hoger beroep wordt de eis gewijzigd en vermeerderd. Kortgezegd wordt nu ook een vergoeding gevorderd over de periode 1 januari 2016 tot 1 mei 2018. Tegen deze eisvermeerdering als zodanig is geen bezwaar gemaakt. Ook overigens zijn er geen processuele bezwaren tegen. De eisvermeerdering wordt daarom toegelaten.
- De huurpenningen
3.34
Verbrugge Beheer heeft gegriefd tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake was van een huurovereenkomst. Er was immers volgens haar een geparafeerd exemplaar van die overeenkomst en, hoewel deze overeenkomst vanzelfsprekend met de koopovereenkomst is verbonden, zijn het verschillende overeenkomsten met verschillende contractspartijen.
3.35
Het hof leest in de grieven van beide partijen en in de daarop gegeven toelichtingen in essentie geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de kantonrechter gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter ter motivering van zijn beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over.
3.36
Op het voorgaande strandt ook de vordering voor zover die strekt tot betaling van huurpenningen vanaf 1 januari 2016. Elke andere onderbouwing voor dit deel van het gevorderde ontbreekt. Apothekersgroep Groningen heeft immers het pand aan de [a-straat] op 1 januari 2016 verlaten.
- De gebruiksvergoeding
3.37
Apothekersgroep Groningen heeft bestreden dat Verbrugge Beheer door de gang van zaken ongerechtvaardigd is verrijkt, zoals de kantonrechter heeft overwogen. Bovendien heeft zij de hoogte van de verrijking bestreden waar de kantonrechter van is uitgegaan.
3.38
Ook ten aanzien van de gebruiksvergoeding neemt het hof over hetgeen de kantonrechter heeft overwogen. Ter toelichting voegt het hof daar nog aan toe dat met het feitelijke gebruik van het pand waarin de apotheek was gevestigd en de feitelijke overname van de bedrijfsvoering van Apotheek Musselkanaal werd vooruitgelopen op een nog te sluiten activatransactie (koop) en een annexe huurovereenkomst. Indien, zoals hier het geval is, in die feitelijke situatie geen verandering optreedt, maar de huurovereenkomst niet wordt gesloten en de koop wordt ontbonden, is voor dit gebruik in beginsel een gebruiksvergoeding verschuldigd op de voet van art. 6:212 BW. Apothekersgroep Groningen, die het gebruik van de bedrijfsruimte voortzet, is daardoor immers verrijkt, omdat het gebruik van andermans bedrijfsruimte in het maatschappelijk verkeer in de regel slechts tegen een vergoeding plaatsvindt, terwijl zij niet gehouden is de huurprijs te voldoen waarover met Verbrugge Beheer al wel verregaande afspraken waren gemaakt. Laatstgenoemde lijdt door dat gebruik schade, ook als zij niet elders vervangende bedrijfsruimte hoeft te huren en zij niet door dat gebruik is verhinderd de ruimte aan een derde te verhuren. Gelet op de analogie met de gevallen die zijn geregeld in de artikelen 7:225 en 7:230a BW past het immers in het stelsel van de wet de schade van de eigenaar in het onderhavige geval naar objectieve maatstaven te berekenen. Het causaal verband tussen deze verrijking en verarming ligt in de omstandigheden van het geval besloten. Ten slotte is aanvaarding van een verrijkingsvordering in beginsel niet onredelijk, omdat het gebruik van de bedrijfsruimte welbewust door Apothekersgroep Groningen gedurende anderhalf jaar is voortgezet, en het daaruit resulterende voordeel haar dus niet is opgedrongen (vergelijk, in navolging van de kantonrechter, Hoge Raad 24 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1782).
3.39
Ook voor de grief die Apothekersgroep Groningen heeft gericht tegen de hoogte van de toegewezen vergoeding, geldt dat het hof in de grieven en in de daarop gegeven toelichting in essentie geen andere relevante stellingen of verweren leest dan die reeds in eerste aanleg waren aangevoerd en door de kantonrechter gemotiveerd zijn verworpen. Het hof onderschrijft andermaal hetgeen de kantonrechter ter motivering van zijn beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over.
- Rente en kosten
3.4
Het hof constateert voor de volledigheid dat tegen de afwijzing van de gevorderde rente en de buitengerechtelijke van de zijde van Verbrugge Beheer geen afzonderlijke grief is aangevoerd.

4.De slotsom

In het principaal en het incidenteel appel in beide zaken
4.1
Noch de grieven van Apothekersgroep Groningen c.s. noch die van Apotheek Musselkanaal of Verbrugge Beheer bevatten stellingen of weren waarover hiervoor niet al is geoordeeld en die tot vernietiging van (een van) de bestreden vonnissen zouden kunnen leiden. De conclusie luidt daarom dat die grieven alle falen, en dat de bestreden vonnissen moeten worden bekrachtigd.
4.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof Apotheek Musselkanaal in de zaak met nummer 200.181.999 in het principaal en incidenteel appel tezamen in de kosten van het hoger beroep veroordelen. In de zaak met nummer 200.182.001 zal Apothekersgroep Groningen c.s. in het principaal en het incidenteel appel de kosten moeten dragen.
4.3
De kosten voor de procedure met nummer 200.181.999 aan de zijde van Apothekersgroep Groningen c.s. zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € -
- griffierecht €
711
subtotaal verschotten € 711
- salaris advocaat
€ 18.320,-(4 punten x tarief VIII)
Totaal € 19.031
4.4
De kosten voor de procedure in het incidenteel aan de zijde van Verbrugge Beheer in zaaknummer 200.182.001 zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € -
- griffierecht €
711
subtotaal verschotten € 711
- salaris advocaat
€ 3.264,-(2 punten x tarief IV)
Totaal € 3.975
5.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
In het principaal en het incidenteel appel in beide zaken
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 27 mei 2015 (zaaknummer / rolnummer: C/18/150114 / HA ZA 14-211) en van de kantonrechter van die rechtbank van 26 augustus 2015 (zaaknummer/rolnummer: 3238243 CV EXPL 14-10322);
veroordeelt Apotheek Musselkanaal in de zaak met nummer 200.181.999 in de kosten van het principaal en incidenteel appel, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Apotheek Groningen c.s. vastgesteld op € 711,- voor verschotten en op € 18.320,-voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt Apothekersgroep Groningen c.s. in de zaak met nummer 200.182.001 in de kosten van het principaal en incidenteel appel, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Verbrugge Beheer vastgesteld op € 711,- voor verschotten en op € 3.264,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze uitspraak ten aanzien van de daarin opgenomen proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. G. van Rijssen en mr. H.H.B. Vedder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017.