De man is met zeventien grieven in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van 21 maart 2016. De grieven richten zich - in zijn algemeenheid - tegen de beslissing ten aanzien van de partneralimentatie en de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk.
De man verzoekt het hof in hoger beroep - na wijziging/aanvulling - om de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de partneralimentatie, de kinderalimentatie en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap (voormalige echtelijke woning), en opnieuw rechtdoende bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Ten aanzien van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw
I. de vrouw in haar verzoek om partneralimentatie niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dat verzoek te ontzeggen c.q. dat verzoek af te wijzen;
II. voorwaardelijk, te weten slechts voor het geval de grieven 1 tot en met 3 van de man niet zouden slagen en het hof desondanks een verplichting tot de voldoening van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 15 juli 2016 zou bepalen
primair, de aan de vrouw met ingang van 15 juli 2016, dan wel met ingang van 14 november 2016 op nihil te stellen, dan wel op een zodanig bedrag met ingang van een zodanige datum als het hof in goede justitie juist acht;
III. voorwaardelijk, te weten slechts voor het geval de grieven 1 tot en met 3 van de man niet zouden slagen en het hof desondanks een verplichting tot de voldoening van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zou bepalen vanaf 15 juli 2016 dan wel indien het hof niet met ingang van 15 juli 2016, dan wel met ingang van 14 november 2016 tot nihilstelling van de aan de vrouw toekomende bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud overgaat,
subsidiair, deze bijdrage met ingang van 1 april 2017 op nihil te stellen omdat de man vanaf die datum over geen enkele draagkracht beschikt om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te voldoen;
IV. de vrouw te veroordelen hetgeen de man teveel heeft betaald aan hem terug te betalen binnen één maand na de ten deze te wijzen beschikking;
Ten aanzien van de kinderalimentatie
V. te bepalen dat de man met ingang van 14 november 2016 een bijdrage aan de vrouw zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van € 237,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw dan wel met ingang van een zodanige datum op een zodanig bedrag wordt gesteld als het hof in goede justitie vermeent te behoren;
VI. te bepalen dat de vrouw met ingang van 1 april 2017 een bijdrage aan de man zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van € 34,- per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de man dan wel met ingang van een zodanige datum op een zodanig bedrag wordt gesteld als het hof in goede justitie vermeent te behoren;
VII. de vrouw te veroordelen de kinderalimentatie die de man teveel aan haar heeft betaald door haar aan hem moet worden terugbetaald binnen één maand na de te deze te wijzen beschikking;
Ten aanzien van de verdeling eenvoudige gemeenschap (voormalige echtelijke woning)
VIII. te bepalen dat de voormalige echtelijke woning moet worden verkocht aan een derde, waarbij de negatieve verkoopopbrengst - te weten de ontvangen koopsom minus de aflossing van de hypothecaire schuld (na aftrek van het oude krediet van de man ter hoogte van € 27.075,60 dat geheel door de man zal worden gedragen) en na aftrek van de verkoopkosten - door partijen bij helfte moet worden gedragen;
IX. de vrouw te veroordelen om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning door:
- het overleggen van alle door de bank gevraagde financiële informatie binnen één maand na de ten deze te geven beschikking;
- ondertekening van de verkoopopdracht van een door de bank aan te wijzen makelaar binnen één week na de ten deze te geven beschikking, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
- ondertekening van een koopovereenkomst en de notariële akte van levering ter zake van de woning, bij gebreke waarvan deze beschikking op voet van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan een of meer van voornoemde rechtshandelingen;
Ten aanzien van de vorderingen
X. de vrouw te veroordelen aan de man een bedrag ter hoogte van € 13.058,- te voldoen ter zake de door haar ten onrechte opgenomen bedragen van de salarisrekening na de ingangsdatum van de voorlopige partneralimentatie, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag van de ten deze te geven beschikking;
XI. de vrouw te veroordelen € 4.600,- aan de man te voldoen ter zake de helft van de door haar opgenomen belastingteruggave IB/PV 2013, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag van de ten deze te geven beschikking;
Ten aanzien van de afwikkeling huwelijkse voorwaarden
XII. primair te bepalen dat de inboedel tussen partijen feitelijk zonder nadere verrekening zal worden verdeeld, dan wel subsidiair te bepalen dat de waarde van de inboedel op de [a-straat] 5 te [A] maximaal € 5.000,- bedraagt en te bepalen dat de inboedel zal worden toegedeeld aan de man waarbij hij gerechtigd is de helft van de aan de vrouw toekomende waarde te mogen verrekenen met de vorderingen die de man op de vrouw heeft;
XIII. de polis bij [C] met nummer [00000] aan de man toe te delen tegen de afkoopwaarde van € 14.161,83 en daarbij te bepalen dat de man gerechtigd is de helft daarvan te mogen verrekenen met de vordering(en) die de man op de vrouw heeft.