ECLI:NL:GHARL:2017:9784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
200.221.063
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling ontvankelijkheid hoger beroep in geschil over medewerking aan verkoop van gezamenlijk chalet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen twee partijen, [appellant] en [geïntimeerde], die gezamenlijk eigenaar zijn van een chalet met ondergrond. In eerste aanleg had de rechtbank Gelderland [appellant] veroordeeld om medewerking te verlenen aan de verkoop van het chalet, waaronder het ondertekenen van de verkoopopdracht en de koopovereenkomst. [geïntimeerde] had in conventie gevorderd dat [appellant] deze medewerking zou verlenen, terwijl [appellant] in reconventie een bijdrage in de gezamenlijke kosten van het chalet vorderde. De rechtbank had de vordering van [appellant] in reconventie afgewezen en de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven ingediend, maar het hof heeft ambtshalve beoordeeld of hij ontvankelijk is in het hoger beroep. Het hof oordeelde dat [appellant] niet-ontvankelijk is voor zover het hoger beroep zich richt tegen oordelen van het dictum die betrekking hebben op de medewerking aan de verkoop, omdat hij nagelaten had het hoger beroep tijdig in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Dit is in strijd met artikel 3:301 lid 2 BW, dat bepaalt dat hoger beroep binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moet worden ingeschreven.

Het hof heeft echter vastgesteld dat voor zover de grieven van [appellant] zich richten tegen andere oordelen, zoals de afwijzing van zijn vordering in reconventie, hij wel ontvankelijk is. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van grieven, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van tijdige inschrijving in het rechtsmiddelenregister en de gevolgen van niet-ontvankelijkheid in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.221.063
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 301814)
arrest van 24 oktober 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [plaatsnaam] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M. van Hunnik,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [plaatsnaam] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
30 november 2016, dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 23 februari 2017, hersteld bij exploot d.d.
12 juni 2017;
- een akte uitlating ontvankelijkheid in hoger beroep (met producties).
2.2
[geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen. Aan haar is in hoger beroep verstek verleend.
2.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald (op het griffiedossier).

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
Tussen partijen is – kort samengevat – een geschil ontstaan omtrent een chalet met ondergrond, waarvan partijen gezamenlijk eigenaar zijn. In eerste aanleg vorderde [geïntimeerde] in conventie onder meer dat [appellant] medewerking zal verlenen om tot verkoop van het chalet te geraken, waaronder het ondertekenen van de verkoopopdracht aan de makelaar en het tekenen van de koopovereenkomst, alsmede het verlenen van medewerking aan de levering van het chalet aan de kopers. In reconventie vorderde [appellant] veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bijdrage van € 7.674,57 in de gezamenlijke kosten van het chalet, vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank [appellant] in conventie onder meer veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan de verkoop en de notariële levering van het chalet met ondergrond, door – kort gezegd – met betrekking tot dit chalet een verkoopopdracht te verstrekken. Het vonnis bepaalt dat bij gebreke van medewerking van [appellant] aan de verkoopopdracht, de koopovereenkomst en de notariële levering, het vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van [appellant] , dan wel dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde akte of deel daarvan. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van [appellant] afgewezen. Zowel in conventie als in reconventie zijn kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd.
3.3
Op grond van artikel 3:301 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient verzet, hoger beroep en cassatie, tegen een uitspraak als bedoeld in het eerste lid van die bepaling, op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel te worden ingeschreven in het in artikel 433 Rv bedoelde register (het rechtsmiddelenregister). De in artikel 3:301 lid 1 BW vermelde uitspraken zijn die, waarvan de rechter heeft bepaald dat zij in plaats treden van een tot levering van een registergoed bestemde akte of deel daarvan.
3.4
Het hof is gehouden ambtshalve te beoordelen of [appellant] ontvankelijk is in het hoger beroep. [appellant] erkent dat het hoger beroep niet tijdig is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. [appellant] kan niet worden ontvangen in zijn hoger beroep, voor zover dat zich richt tegen oordelen die betrekking hebben op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat blijkens het dictum in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte en daarmee onlosmakelijk verbonden oordelen. Dit volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 11 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2531. Het betoog van [appellant] , dat niet-ontvankelijkheid achterwege kan blijven omdat het bestreden vonnis is ingehaald door het latere verstekvonnis van 26 juli 2017, wordt verworpen. Dat latere vonnis heeft geen betekenis voor de vraag of [appellant] , gezien artikel 3:301 BW, ontvankelijk is in zijn hoger beroep van het thans bestreden vonnis van 30 november 2016. Voor zover de door [appellant] nog te formuleren grieven zich richten tegen andere oordelen, zoals tegen de afwijzing van de vordering in reconventie van [appellant] , is [appellant] wel ontvankelijk in zijn hoger beroep. Pas als duidelijk is tegen welke onderdelen van het vonnis [appellant] zijn grieven richt, kan verder worden beoordeeld in hoeverre [appellant] in hoger beroep al dan niet ontvankelijk is.
3.5
Het hof zal de zaak daarom naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van grieven. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
5 december 2017voor memorie van grieven;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Lieber, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2017.