In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen twee partijen, [appellant] en [geïntimeerde], die gezamenlijk eigenaar zijn van een chalet met ondergrond. In eerste aanleg had de rechtbank Gelderland [appellant] veroordeeld om medewerking te verlenen aan de verkoop van het chalet, waaronder het ondertekenen van de verkoopopdracht en de koopovereenkomst. [geïntimeerde] had in conventie gevorderd dat [appellant] deze medewerking zou verlenen, terwijl [appellant] in reconventie een bijdrage in de gezamenlijke kosten van het chalet vorderde. De rechtbank had de vordering van [appellant] in reconventie afgewezen en de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven ingediend, maar het hof heeft ambtshalve beoordeeld of hij ontvankelijk is in het hoger beroep. Het hof oordeelde dat [appellant] niet-ontvankelijk is voor zover het hoger beroep zich richt tegen oordelen van het dictum die betrekking hebben op de medewerking aan de verkoop, omdat hij nagelaten had het hoger beroep tijdig in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Dit is in strijd met artikel 3:301 lid 2 BW, dat bepaalt dat hoger beroep binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moet worden ingeschreven.
Het hof heeft echter vastgesteld dat voor zover de grieven van [appellant] zich richten tegen andere oordelen, zoals de afwijzing van zijn vordering in reconventie, hij wel ontvankelijk is. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van grieven, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van tijdige inschrijving in het rechtsmiddelenregister en de gevolgen van niet-ontvankelijkheid in hoger beroep.