In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2017 uitspraak gedaan op een verzetschrift van belanghebbende, die zich verzet tegen een eerdere uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer. Het verzetschrift is op 15 mei 2017 ingediend en betreft een hoger beroep dat niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht te laat was betaald. De belanghebbende had op 23 augustus 2016 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juli 2016. De griffier had de gemachtigde van belanghebbende op 23 november 2016 herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht van € 124, dat voor 21 december 2016 betaald moest zijn. Het griffierecht is uiteindelijk op 1 februari 2017 voldaan, maar de derde enkelvoudige kamer verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk omdat de betaling te laat was.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2017 heeft de echtgenoot van belanghebbende verklaard dat hij op 15 december 2016 om uitstel van betaling had verzocht. Het Hof heeft vastgesteld dat deze brief niet is ontvangen door de Rechtspraak, wat leidde tot onzekerheid over de behandeling van het verzoek. Het Hof oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat het niet onredelijk was dat belanghebbende de betaling had opgeschort in afwachting van een beslissing op haar verzoek. Het verzet is gegrond verklaard, de eerdere uitspraak is vernietigd en de behandeling van de zaken wordt hervat in de stand waarin zij verkeerden ten tijde van de eerdere uitspraak.
De kosten van de procedure zullen bij de behandeling van de hoofdzaak worden beslist. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.