Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
- het vonnis van de politierechter zal vernietigen;
- de verdachte ter zake van het primair aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door veertig dagen hechtenis;
- de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot schadevergoeding;
- de schadevergoedingsmatregel zal opleggen ter zake van het door de benadeelde partij gevorderde bedrag, met bijbehorende vervangende hechtenis.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
- de verdachte vrijgesproken van het primair aan hem ten laste gelegde;
- de verdachte ter zake van het subsidiair aan hem ten laste gelegde veroordeeld tot
De tenlastelegging
Integrale vrijspraak
NJ2017/158).
bewogen.
NJ2017/158).
medeonder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot het in art. 326 lid 1 Sr bedoelde gevolg, maar dat anderzijds het enkele feit dat enige causale relatie bestaat tussen het genoemde oplichtingsmiddel en het genoemde gevolg nog niet zonder meer de conclusie wettigt dat sprake is van “bewegen” in de zin van art. 326 Sr. Dat blijkt reeds uit de eerder genoemde bijzondere factoren die de persoon en het gedrag van het slachtoffer betreffen, en blijkt voorts uit de omstandigheid dat het in het algemeen aankomt op de vraag of het gevolg redelijkerwijs nog is toe te rekenen aan de inzet van een of meer oplichtingsmiddelen door de verdachte.
bewogendoor de verdachte tot de afgifte van € 50.000,- .
toebehoort.