ECLI:NL:GHARL:2017:9486

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
200.224.661/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek na einduitspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend na de einduitspraak in een eerder aanhangige procedure, wat in strijd is met de vereisten voor het indienen van een dergelijk verzoek. De verzoeker had eerder, op 4 september 2017, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 19 september 2017 werd bekrachtigd door het hof. Op 22 september 2017 diende de verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking in, maar dit verzoek voldeed niet aan de vereisten, aangezien het niet was ingediend door een advocaat, wat verplicht was in deze procedure. De wrakingskamer overwoog dat een verzoek tot wraking in beginsel in elke stand van de procedure kan worden gedaan, maar dat dit vóór de einduitspraak moet gebeuren. Aangezien de einduitspraak al was gedaan, werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer kwam daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, en een mondelinge behandeling was niet nodig. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.224.661/01
beslissing van 10 oktober 2017
op het schriftelijke verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in het wrakingsincident,
hierna:
[verzoeker],
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
mrs. J.D.S.L. Bosch, I.A. Vermeulen en M.P. den Hollander,
raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerders in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling civiel recht van het hof is onder zaaknummer 200.212.297/01 een procedure aanhangig geweest tussen [verzoeker] , voornoemd, en [naam] .
1.2
[verzoeker] heeft bij brief van 22 september 2017, ingekomen ter griffie van het hof op 26 september 2017, een schriftelijk verzoek gedaan dat strekt tot wraking van bovengenoemde raadsheren.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
Hoewel het wrakingsverzoek van [verzoeker] niet aan de vereisten voor het indienen van een dergelijk verzoek voldoet, nu dit niet is ingediend door een advocaat maar dat in zaken als de onderhavige, waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt, wel verplicht is (zie HR 18 december 1998, LJN:AD2977, NJ 1999/271), ziet de wrakingskamer in dit geval geen aanleiding om [verzoeker] een nadere termijn te gunnen dit verzuim te herstellen en overweegt daartoe als volgt.
2.2
Een verzoek tot wraking kan in beginsel in elke stand van de procedure worden gedaan, maar moet worden ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Nadat de einduitspraak is gedaan, is de zaak immers niet meer bij de rechter in behandeling. Een na een einduitspraak gedaan verzoek tot wraking dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard (vgl. HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2977).
2.3
Op 4 september 2017 heeft de civiele kamer van het hof het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 21 december 2016 behandeld. Bij uitspraak van 19 september 2017 heeft die kamer van het hof de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd.
2.4
Vervolgens is door [verzoeker] bij brief van 22 september 2017 om wraking verzocht van de leden van de civiele kamer. Op dat moment was de behandeling van de door [verzoeker] aanhangig gemaakte procedure echter reeds door de (eind)uitspraak geëindigd, zodat het verzoek, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet tijdig is ingesteld.
2.5
Op grond van het vorenstaande kan [verzoeker] niet worden ontvangen in zijn verzoek tot wraking. Gelet hierop komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek. Een mondelinge behandeling kan daarom achterwege blijven.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.P.M. ter Berg, J.J. Beswerda en E. de Witt, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.