Uitspraak
[verzoeker],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend na de einduitspraak in een eerder aanhangige procedure, wat in strijd is met de vereisten voor het indienen van een dergelijk verzoek. De verzoeker had eerder, op 4 september 2017, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 19 september 2017 werd bekrachtigd door het hof. Op 22 september 2017 diende de verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking in, maar dit verzoek voldeed niet aan de vereisten, aangezien het niet was ingediend door een advocaat, wat verplicht was in deze procedure. De wrakingskamer overwoog dat een verzoek tot wraking in beginsel in elke stand van de procedure kan worden gedaan, maar dat dit vóór de einduitspraak moet gebeuren. Aangezien de einduitspraak al was gedaan, werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer kwam daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, en een mondelinge behandeling was niet nodig. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.