Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de revindicatie van een auto door een voormalige echtgenoot, [appellant], die in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De auto, een Peugeot 107, was op naam van [geïntimeerde] gesteld, maar [appellant] had deze op 28 januari 2017 met reservesleutels meegenomen. De partijen waren ooit gehuwd, maar zijn feitelijk uit elkaar gegaan in 2012, met een echtscheidingsbeschikking die op 11 maart 2014 is ingeschreven. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter [appellant] veroordeeld om de auto en de autosleutels aan [geïntimeerde] af te geven, wat hij niet heeft gedaan. In hoger beroep vordert [appellant] dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en dat zijn vorderingen worden toegewezen, waaronder de afgifte van de auto en de autosleutels.
Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld in het vonnis van 29 mei 2017 overgenomen en beoordeeld of de auto eigendom is van [geïntimeerde] of van de BV, aan wie de auto volgens [appellant] toebehoort. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] de feitelijke macht over de auto heeft uitgeoefend en dat zij de eigenaar is, aangezien zij de auto jarenlang heeft gebruikt en alle eigenaarslasten heeft betaald. De grieven van [appellant] falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.