Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, had twee grieven ingediend. De rechtbank had op 14 februari 2017 het gezag van de moeder beëindigd en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot voogd benoemd. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. S. de Vaal, en de raad voor de kinderbescherming als verweerder optrad.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is in 2007 geboren en is sinds mei 2013 onder toezicht gesteld. In september 2013 is hij met een machtiging tot uithuisplaatsing in een crisispleeggezin geplaatst. Sinds december 2013 verblijft hij in een perspectiefbiedend pleeggezin. De moeder heeft in de afgelopen jaren positieve ontwikkelingen doorgemaakt, maar het hof oordeelt dat de belangen van de minderjarige voorop staan. De moeder heeft te maken met psychiatrische problematiek en een verstandelijke beperking, waardoor zij niet in staat is om de noodzakelijke zorg en opvoeding te bieden.
Het hof heeft overwogen dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder is verstreken. De minderjarige heeft behoefte aan continuïteit en stabiliteit in zijn opvoedingssituatie, en het hof concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag van de moeder te beëindigen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarmee de beëindiging van het gezag van de moeder wordt bevestigd.