In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2017, staat de vraag centraal of de veertiendagenbrief, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, voldoet aan de wettelijke vereisten. De appellante, die in eerste aanleg gedaagde was, had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd bij Zorgkantoor Friesland B.V. Dit pgb werd beëindigd op 20 mei 2014, omdat de appellante haar verantwoordingsverplichtingen niet nakwam. Hierop volgde een vordering tot terugbetaling van een bedrag van € 3.345,66. De appellante diende een bezwaarschrift in, maar werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep betwist de appellante de toewijzing van de vordering door de kantonrechter, waarbij zij aanvoert dat Zorgkantoor Friesland in een bestuursrechtelijke procedure toezegde een goed onderbouwde verantwoording te zullen behandelen. Het hof oordeelt dat de veertiendagenbrief niet voldoet aan de wettelijke vereisten, omdat deze sommaties tot betaling binnen veertien dagen na dagtekening van de brief bevatte, in plaats van veertien dagen na ontvangst. Hierdoor worden de buitengerechtelijke kosten afgewezen.
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het een bedrag van € 4.022,46 toekende en veroordeelt de appellante tot betaling van € 3.345,66 aan Zorgkantoor Friesland, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 mei 2014. De appellante wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van Zorgkantoor Friesland zijn begroot op € 711,- aan verschotten en € 1.264,- aan salaris voor de advocaat. Het hof bekrachtigt het vonnis voor het overige en wijst het meer of anders gevorderde af.