Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster, verder te noemen: de vrouw,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige voorziening in een echtscheidingskwestie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.M. Gussenhoven, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2017, waarin de werking van een eerdere beschikking van het hof van 28 juni 2016 werd geschorst. Deze eerdere beschikking bepaalde dat de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.N. Ziekman-Meijerink, een partneralimentatie van € 4.843,- per maand diende te betalen, maar de rechtbank had deze alimentatie met ingang van 1 januari 2017 tijdelijk verlaagd tot € 1.395,- per maand.
De mondelinge behandeling vond plaats op 6 juli 2017, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren. De vrouw verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de verzoeken van de man af te wijzen. De man verzocht het hof om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Het hof overwoog dat de vrouw geen belang had bij haar verzoek in hoger beroep, aangezien de mondelinge behandeling in de hoofdzaak al had plaatsgevonden en de rechtbank Midden-Nederland had aangekondigd op 31 augustus 2017 uitspraak te doen. Het hof concludeerde dat het belang van de man bij handhaving van de schorsing van de eerdere beschikking zwaarder woog dan het belang van de vrouw bij opheffing van de schorsing. Daarom bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland.