Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de wijziging van de partneralimentatie na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft verzocht om een hogere partneralimentatie dan eerder door de rechtbank was vastgesteld. De rechtbank Midden-Nederland had in haar beschikking van 18 oktober 2016 de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 1.906,- netto per maand, met een bijdrage van de man van € 477,- per maand. De vrouw heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, waarbij zij stelt dat haar behoefte aan partneralimentatie hoger is dan door de rechtbank is vastgesteld. De man heeft in incidenteel hoger beroep twaalf grieven ingediend, waarin hij onder andere betwist dat de vrouw behoefte heeft aan een hogere alimentatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juni 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft aangegeven dat zij na de echtscheiding in financiële problemen is geraakt en dat haar huidige inkomen uit een Ziektewet-uitkering bestaat. Het hof heeft de behoefte van de vrouw beoordeeld aan de hand van haar financiële situatie en de omstandigheden van het huwelijk. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw een behoefte heeft aan een bedrag van € 2.843,- per maand tot 18 januari 2017 en € 2.902,- per maand vanaf die datum. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de man veroordeeld tot betaling van de hogere alimentatie. De man heeft geen bewijs geleverd van zijn draagkracht, waardoor het hof ervan uitgaat dat hij in staat is om aan deze verplichting te voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien het om een alimentatiekwestie tussen gewezen echtgenoten gaat.