Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in diens hoedanigheid van curator in het faillissement van
[persoon 1],
wonende te [plaatsnaam] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
erkent dat de curator een vordering op haar heeft, maar zij betwist gemotiveerd de gestelde steunvorderingen. De vordering van [Makelaardij X] (hierna: [Makelaardij X] ) is betaald, [persoon 2] betwist nog een bedrag van [geïntimeerde] te vorderen te hebben, de curator in het faillissement [B.V. X] (hierna: [B.V. X] ) heeft [geïntimeerde] (nog) niet aangesproken en het staat overigens niet vast dat dit faillissement in stand blijft. Dat in de toekomst door de belastingdienst een aanslag inkomstenbelasting zal worden opgelegd voor inkomsten over de jaren 2012 en 2013, is niet onderbouwd, aldus de rechtbank.
Subsidiair heeft de curator zich op het standpunt gesteld dat in dit geval sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden (weergegeven onder punt 19 in de ter zitting in hoger beroep overgelegde aantekeningen) dat op grond daarvan het pluraliteitsvereiste buiten beschouwing kan worden gelaten (en dus enkel sprake dient te zijn van het hebben opgehouden te betalen).
heeft voornoemde stellingen gemotiveerd betwist. Zij ontkent dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers, zodat geen sprake is van een toestand van te hebben opgehouden te betalen. Indien het hof in haar geval wel pluraliteit van schuldeisers zou aannemen, stelt [geïntimeerde] dat zij niet in een toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen omdat zij aan al haar betalingsverplichtingen voldoet.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het vereiste van pluraliteit van schuldeisers als voorwaarde voor het uitspreken van een faillissement recentelijk nog is bevestigd door de Hoge Raad in zijn uitspraak van 24 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:488). Dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor van dit vereiste zou moeten worden afgeweken is, anders dan de curator betoogt, niet gebleken.
Het bestaan van meerdere schulden is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient te worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
[geïntimeerde] onvoldoende heeft aangevoerd om te concluderen dat van het bestaan van de voornoemde door de curator aangevoerde steunvorderingen summierlijk is gebleken.
Ten aanzien van de eerste door de curator aangevoerde vordering van [Makelaardij X] (aanvankelijk € 3.393,63) is in hoger beroep gebleken dat [geïntimeerde] een derde (een vriendin) bereid heeft gevonden een bedrag van € 1.960,20 aan [Makelaardij X] te betalen en dat [Makelaardij X] heeft bevestigd dat (daarmee) de vordering op [geïntimeerde] volledig is voldaan. [geïntimeerde] heeft dus geen schuld meer aan [Makelaardij X] .
Onder verwijzing naar hetgeen het hof heeft overwogen en beslist onder rov. 3.10 in zijn arrest van 18 september 2017 inzake [B.V. X] staat het, anders dan de curator stelt, derden in beginsel vrij hangende een procedure tot faillietverklaring steunvorderingen te voldoen. Dat levert dus geen doorbreking op van de paritas creditorum, ook niet indien daarmee de vordering van de aanvrager van het faillissement deels of geheel onbetaald blijft of daarvoor geen zekerheid wordt gesteld.
Ten aanzien van de tweede door de curator aangevoerde vordering van mr. Daniëls q.q. is het hof, wederom onder verwijzing naar hetgeen het hierover heeft overwogen en beslist onder rov. 3.10 van voormeld arrest, van oordeel dat deze vordering evenmin tot het aannemen van pluraliteit van schuldeisers kan leiden. De splitsing van de schuld aan de curator heeft plaatsgevonden hangende en met het oog op het faillissementsverzoek en aannemelijk is dat dit ten doel had om een steunvordering te creëren wegens het wegvallen van de steunvordering van [Makelaardij X] . Het belang van de curator bij de cessie was er naar zeggen van zijn advocaat ter zitting in hoger beroep (louter) in gelegen dat was gebleken dat [geïntimeerde] steunvorderingen wel voldeed en dat de curator via deze weg betaling van de gecedeerde deelvordering wilde realiseren. Onder die omstandigheden is in wezen nog steeds sprake van een schuld aan één schuldeiser (vgl. HR 4 juni 1923, NJ 1923/948) en draagt de cessie niet bij aan het aannemen van pluraliteit van schuldeisers.
Ten aanzien van de derde en laatste door de curator aangevoerde steunvordering van de belastingdienst is het hof van oordeel dat hiervan niet summierlijk is gebleken. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat over het door de curator genoemde bedrag inkomstenbelasting verschuldigd is. Tegenover deze betwisting heeft de curator zijn stelling onvoldoende gemotiveerd. Het enkele feit dat over een bepaald bedrag mogelijk inkomstenbelasting verschuldigd is, is bovendien onvoldoende om uit te gaan van een bestaande en onbetaald gelaten vordering van de belastingdienst. Het verschuldigd zijn van inkomstenbelasting door [geïntimeerde] over een bepaalde periode is immers van meer omstandigheden afhankelijk. Dat inderdaad sprake is van een schuld aan de belastingdienst heeft de curator dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt.
3.7 Nu van andere steunvorderingen niet is gebleken, is daarmee de vereiste pluraliteit van schuldeisers in hoger beroep niet komen vast te staan.
Gelet op het voorgaande kan de vraag of al dan niet summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die aantonen dat [geïntimeerde] in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen verder onbesproken blijven. Het hoger beroep faalt en de beschikking waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4.De beslissing
9 augustus 2017;
9 oktober 2017 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.