ECLI:NL:GHARL:2017:8606

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
200.192.838/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake incasso van advocatendeclaraties en verweer tegen overdracht van vordering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], wonende te [A], tegen Yspeert VWL Advocaten N.V. Het geschil betreft de incasso van advocatendeclaraties die door Yspeert aan [appellant] zijn gefactureerd. De overeenkomst van opdracht tussen partijen dateert van 24 mei 2013, waarbij Yspeert juridische diensten heeft verleend. [appellant] heeft de facturen, die in totaal € 6.586,04 bedragen, niet betaald. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van Yspeert toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis gevorderd en stelt dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om verweer te voeren. Het hof oordeelt dat [appellant] in hoger beroep alsnog in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren. Het hof constateert dat [appellant] de overeenkomst van opdracht niet heeft betwist en dat de werkzaamheden door de advocaten van Yspeert zijn verricht. Het hof wijst de grief van [appellant] af, maar constateert dat hij ten onrechte dubbel is belast voor griffierechten. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het betreft de veroordeling tot betaling van € 6.586,04 en veroordeelt [appellant] tot betaling van € 6.312,04, vermeerderd met wettelijke rente. De overige beslissingen van de kantonrechter worden bekrachtigd. [appellant] wordt in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.192.838/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4439370 CV EXPL 15-11963)
arrest van 3 oktober 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Yspeert VWL Advocaten N.V.,
gevestigd te Drachten,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Yspeert,
advocaat: mr. W.J. Leerink, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
5 januari 2016 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, (hierna: de kantonrechter) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt :
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 4 april 2016,
- het tussenarrest van 12 juli 2016,
- de comparitie na aanbrengen van 12 september 2016, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellant] vordert in het hoger beroep - kort samengevat – vernietiging van het vonnis waarvan beroep en alsnog afwijzing van de vorderingen van Yspeert, met veroordeling van Yspeert in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep.

3.De vaststaande feiten

3.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten, die tussen partijen niet in geschil zijn.
3.2.
Tussen Yspeert en [appellant] is op 24 mei 2013 een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. Op deze overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden van Yspeert van toepassing.
3.3.
Op grond van de overeenkomst van opdracht hebben de bij Yspeert werkzame advocaten mr. E. Leentjes en mr. L.H. Poortman-de Boer gedurende de periode van
mei 2013 tot en met augustus 2013 juridische diensten verricht, onder meer bestaande uit het bespreken van de zaak met [appellant] , het bestuderen van stukken, het hebben van telefonisch contact, het voeren van correspondentie en het opmaken van processtukken. De juridische diensten werden verricht in een tweetal kwesties, betreffende een huis/contactverbod en een echtscheidingsverzoek met beslaglegging in verband met een door [appellant] gestelde vordering op zijn toenmalig echtgenote.
3.4
Yspeert heeft voor de verrichte diensten aan [appellant] een bedrag van € 6.586,04 in rekening gebracht bij facturen van 4 juni 2013 tot en met 26 augustus 2013. [appellant] heeft deze facturen niet betaald.
3.5
Een door [appellant] tegen mr. Leentjes ingediende klacht op grond van
artikel 46 Advocatenwet is bij beslissing van 4 december 2014 kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
Yspeert heeft in eerste aanleg kort samengevat gevorderd veroordeling van [appellant] tot betaling van het openstaande factuurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente en met buitengerechtelijke incassokosten ad € 704,30 en veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.2.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen toegewezen, behoudens de gevorderde veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat [appellant] om uitstel heeft gevraagd om verweer te voeren, maar van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
[appellant] heeft in
grief 1aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om verweer te voeren tegen de vorderingen van Yspeert.
5.2
Naar het oordeel van het hof kan het antwoord op de vraag of [appellant] deze grief terecht heeft voorgedragen in het midden blijven, nu hij in hoger beroep in de gelegenheid is geweest om alsnog verweer te voeren.
5.3
[appellant] heeft de door Yspeert aan haar vorderingen ten grondslag gelegde overeenkomst van opdracht niet betwist, en evenmin dat door mr. Leentjes en mr. Poortman- de Boer uit dien hoofde diensten zijn verleend die hebben geleid tot de in geschil zijnde facturen. Uit de bij die facturen behorende specificaties blijkt welke werkzaamheden tegen welk tarief zijn verricht. [appellant] heeft in
grief 2aangevoerd dat voor zover de vordering ziet op werkzaamheden van mr. Poortman-de Boer, deze vordering door mr. Poortman-de Boer is overgenomen en, zo begrijpt het hof, niet langer toebehoort aan Yspeert. Het hof passeert die stelling van [appellant] , nu deze door hem gestelde overdracht niet eenduidig blijkt uit de door hem genoemde e-mail van 10 september 2015 van mr. Poortman –de Boer (zij geeft daarin aan dat zij in haar herinnering onbetaalde facturen zou hebben overgenomen), terwijl ook overigens niet voldoende gemotiveerd is gesteld of anderszins gebleken is dat tussen Yspeert en mr. Poortman-de Boer dienaangaande een overeenkomst is gesloten gevolgd door de voor overdracht van de vordering noodzakelijke handelingen.
5.4
[appellant] heeft in grief 2 tevens gesteld dat mr. Leentjes de grenzen van haar opdracht c.q. bevoegdheid heeft overschreden door in te stemmen met verwijzing van de echtscheidingsprocedure van de rechtbank Noord-Nederland naar de rechtbank Amsterdam, terwijl al een procedure bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig was gemaakt. De discussie daarover heeft geleid tot onnodige en overbodige werkzaamheden. Wat daar ook van zij, dit bevrijdt [appellant] niet van zijn betalingsverplichtingen jegens Yspeert. Dat hij de overeenkomst van opdracht heeft beëindigd met ingang van 18 juni 2013 kan [appellant] evenmin baten, nu hij niet heeft gesteld dat Yspeert ten onrechte werkzaamheden van na die datum heeft gedeclareerd. Aan de in randnummer 16 van de memorie van grieven gesuggereerde kwijtschelding van de facturen gaat het hof voorbij, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
5.5
De toelichting op grief 2 bevat de
verholen griefdie erop neer komt dat [appellant] ten onrechte is veroordeeld om een bedrag van € 274,- te voldoen: [appellant] stelt daartoe dat hem twee keer een dergelijk bedrag voor griffierechten in rekening is gebracht, zonder dat dit is toegelicht of gespecificeerd. Het hof stelt vast dat inderdaad aan [appellant] twee keer een bedrag als gesteld ter zake van griffierechten in rekening is gebracht. Het zou kunnen dat dit vanwege meerdere procedures is, maar Yspeert is op de stellingen van [appellant] niet ingegaan bij memorie van antwoord en heeft geen nadere toelichting of specificatie verstrekt. Het hof houdt het er daarom voor dat [appellant] ten onrechte dubbel is belast voor griffierechten, zodat zijn grief in zoverre slaagt.
5.6
Yspeert heeft in randnummer 4 van haar memorie van antwoord een punt gemaakt van de overweging van de kantonrechter dat Yspeert niet de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW heeft overgelegd. Het hof laat dat in het midden nu Yspeert daarmee niet, op voldoende kenbare wijze, in incidenteel appel heeft gegriefd tegen de afwijzing van haar vordering die betrekking had op de buitengerechtelijke incassokosten.

6.De slotsom

6.1.
Grief 2 slaagt deels. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen, voor zover [appellant] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.586,04, vermeerderd met rente. Het hof zal [appellant] veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.312,04, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals die in eerste instantie is toegewezen. Deze uitkomst leidt niet tot een andere proceskostenveroordeling in eerste aanleg, zodat
grief 3van [appellant] faalt. Het hof zal het bestreden vonnis voor het overige bekrachtigen.
6.2.
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Yspeert zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 718,--
- salaris advocaat
€ 1.264,--(2 punten x tarief I)
totaal: € 1.982,--
6.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 5 januari 2016, voor zover [appellant] is veroordeeld tot betaling van € 6.586,04, vermeerderd de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de datum dat [appellant] met de verschillende declaraties/bedragen in verzuim is tot de dag der algehele voldoening, en doet
in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt [appellant] om tegen bewijs van betaling aan Yspeert te voldoen € 6.312,04, vermeerderd de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de datum dat [appellant] met de verschillende declaraties/bedragen in verzuim is tot de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Yspeert vastgesteld op € 718,-- voor verschotten en op € 1.264,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 131,--, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,-- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening.
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Smit, mr. I. Tubben en mr. B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
3 oktober 2017.