Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
MedCos F&D,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Nadat een datum voor de getuigenverhoren was vastgesteld heeft [geïntimeerde] , kort voor de vastgestelde datum, afgezien van het horen van de aangezegde getuigen.
Vervolgens heeft [geïntimeerde] een akte (met drie producties) genomen en heeft MedCos F&D een antwoordakte genomen.
2.De verdere bespreking van de grief
30 december 2007 een bedrag van € 46.384,68 te vermeerderen met 4% rente vanaf
30 oktober 2007 aan MedCos F&D verschuldigd was.
"
2.7 Uitgangspunt is de onderhandse akte van 30 december 2007, waarin is vermeld dat MedCos F&D een bedrag van € 88.478,- aan [geïntimeerde] heeft geleend. Zoals in het tussenarrest van 15 september 2015 is overwogen, heeft deze akte geen dwingende bewijskracht.In de akte van 30 december 2007 wordt verwezen naar de notariële akte van schuldbekentenis van 10 oktober 2005 tussen Houdstermaatschappij C.R. van der Kamp B.V. (hierna: Van der Kamp B.V.) en [geïntimeerde] , waarin [geïntimeerde] verklaart een bedrag van€ 45.832,18 (€ 44.055,58, te vermeerderen met rente) schuldig te zijn uit hoofde van een aantal in die akte genoemde bij onderhandse akte aangegane geldleningen en zich verplicht dit bedrag, vermeerderd met 6% rente, terug te betalen in maandelijkse termijnen van€ 1.076,37 (inclusief rente). Zoals het hof heeft overwogen in het tussenarrest van15 september 2015 volgt uit deze akte niet dat MedCos F&D een vordering op [geïntimeerde] heeft. De akte is opgemaakt tussen [geïntimeerde] en Van der Kamp B.V. Wel levert deze (authentieke) akte dwingend bewijs op jegens een ieder van het feit dat [geïntimeerde] op10 september 2015 een bedrag van € 45.832,18 schuldig was aan Van der Kamp B.V.Bij onderhandse akte van 29 december 2007 met als aanduiding "overdracht rechten van geldlening d.d. 29 december 2007" tussen "MediFinance Financieringen en Dienstverlening BV", [geïntimeerde] en Van der Kamp B.V. heeft Van der Kamp B.V. haar vorderingen uit hoofde van de notariële akte van 10 oktober 2005 overgedragen aan de eerstgenoemde vennootschap. [geïntimeerde] heeft niet bestreden dat hij deze akte heeft ondertekend. Uit het door MedCos F&D overgelegde uittreksel uit het handelsregister volgt dat "Medi Finance Financieringen en Dienstverlening BV" een van haar handelsnamen is. [geïntimeerde] heeft dat ook niet bestreden. Het hof gaat daar dan ook vanuit. Dat betekent dat Van der Kamp B.V. haar in de notariële akte van 10 oktober 2005 vastgelegde vordering op [geïntimeerde] aan MedCos F&D heeft gecedeerd. Van deze cessie is aan [geïntimeerde] , die de akte van cessie heeft ondertekend, mededeling gedaan.
van 8 ?-2007 tot 3-2009" financieel manager was bij "MedCos".
Het hof neemt aan dat [B] doelt op MedCos B.V., een zustervennootschap van MedCos F&D en een dochtervennootschap van MedCos Holding B.V., die op haar beurt een dochtervennootschap is van Houdstermaatschappij C.R. van der Kamp B.V. (hierna: Van der Kamp B.V.) en dat hij verklaart van augustus 2007 tot maart 2009 voor MedCos B.V. te hebben gewerkt. [B] heeft derhalve bijna twee jaar na het passeren van de notariële akte tussen Van der Kamp B.V. en [geïntimeerde] gewerkt voor een vennootschap die behoort tot het concern, waarvan Van der Kamp B.V. de moedervennootschap is. Het ligt tegen die achtergrond niet voor de hand dat [B] uit eigen wetenschap kan verklaren dat de inhoud van de in oktober 2005, dus ruimschoots voor zijn aantreden, opgemaakte authentieke akte, tussen [geïntimeerde] en een andere vennootschap dan de vennootschap waar [B] voor is gaan werken onjuist is. Het hof kent op dit punt aan zijn schriftelijke verklaring dan ook weinig betekenis toe. Het hof heeft de inhoud van deze verklaring niet kritisch kunnen toetsen door [B] erover te bevragen, nu [B] niet als getuige is gehoord. De inhoud van de verklaring is naar het oordeel van het hof weinig helder. Zo verklaart [B] :
"Er is mij bekend dat in een notariële overeenkomst is vastgelegd dat een in een voormalige BV van de heer [geïntimeerde] , genaamd MediCompany BV een schuld was overgebleven die boekhoudkundig moest worden verantwoord en weggeschreven."
- hij meent € 1.000,- per maand - werd ingehouden in verband met de aflossing van de schuld van [geïntimeerde] . Het ligt niet voor de hand om op deze wijze uitvoering te geven aan de notariële akte van 10 oktober 2005. [geïntimeerde] was in dienst van MedCos B.V., niet van Van der Kamp B.V. en niet valt in te zien waarom pas vanaf (op zijn vroegst) augustus 2007 uitvoering zou zijn gegeven, ook nog eens op een minst genomen weinig voor de hand liggende manier, aan een akte uit oktober 2005. Bovendien roept de verklaring
- onbeantwoorde - vragen op over de relatie die door [B] is gelegd tussen een in MediCompany B.V. achtergebleven schuld van niet nader genoemde omvang en de aflossing daarvan door [geïntimeerde] in privé.
€ 87.803,- in 24 maanden zou worden kwijtgescholden wanneer [geïntimeerde] zou voldoen aan een aantal voorwaarden, waaronder het aangaan van een dienstverband met MedCos B.V.
Allereerst gaat het in het stuk om een vordering van MediAcademy B.V., niet Van der Kamp B.V., op [geïntimeerde] Beauty Group B.V., niet op [geïntimeerde] . Het gaat derhalve om een vordering tussen twee andere partijen. Bovendien betreft de vordering een bedrag van € 87.803,-, niet van € 44.055,58, de hoofdsom van de in de notariële akte vermelde schuld. Een relatie tussen het stuk en de notariële akte van 10 oktober 2005 ontbreekt derhalve.
30 december 2007 een akte waarin hij zich een bedrag van in totaal € 88.478,- schuldig verklaart aan MedCos F&D. In de laatstgenoemde akte is vermeld dat een deel van de schuld van € 88.478,- "betrekking heeft op de notariële schuldbekentenis d.d. 10 oktober 2005". [geïntimeerde] heeft de inhoud van de notariële akte nadien dan ook tweemaal bevestigd.
MedCos F&C per 30 december 2007 dit bedrag, te vermeerderen met 4% rente per jaar (het in de onderhandse akte van die datum genoemde rentepercentage) van [geïntimeerde] te vorderen had. [geïntimeerde] heeft een en ander, zoals hiervoor is overwogen, met de overgelegde stukken niet ontzenuwd. [geïntimeerde] voert aan dat hij vanaf 2005 voor MedCos heeft gewerkt en door inhoudingen op zijn salaris de schuld heeft afgebouwd. Hij verwijst in dit verband naar de door hem overgelegde en hiervoor reeds besproken ‘notulen’. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen ontbreekt een relatie tussen de in de ‘notulen’ vermelde schuld, waarop zou worden afgelost door inhoudingen op de beloning van [geïntimeerde] (of diens vennootschap), en de vordering van Van der Kamp B.V. (en na de cessie MedCos F&D) op [geïntimeerde] , zodat niet valt in te zien dat de inhoudingen in mindering strekten op deze vordering van Van der Kamp B.V. (en later MedCos F&D). Dat geldt ook voor eventuele inhoudingen die na 30 december 2007 hebben plaatsgevonden. Dat [B] heeft vastgesteld dat er in de periode dat hij werkzaam was voor MedCos inhoudingen plaatsvonden op het salaris van [geïntimeerde] betekent dan ook niet dat die inhoudingen in mindering strekten op de onderhavige vordering van MedCos F&D op [geïntimeerde] . Dat ligt zelfs niet voor de hand nu [geïntimeerde] zelf een verband legt tussen deze inhoudingen en de schuld uit zijn betrokkenheid bij MediCompany, welke schuld, zoals hiervoor is overwogen, nu juist niet is vastgelegd in de notariële akte van 10 oktober 2005 (en uiteindelijk is overgedragen aan MedCos F&D).
€ 46.384,68, te vermeerderen met de contractuele rente van 4% per jaar vanaf 30 december 2007. Dat betekent dat de grief tegen het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk slaagt.
3.De beslissing
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
€ 1.905,64 aan verschotten en op € 4.077,50 voor geliquideerd salaris van de advocaat;