ECLI:NL:GHARL:2017:8515

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
29 september 2017
Zaaknummer
TBS P17/0140
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid terbeschikkinggestelde in hoger beroep tegen verlenging terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2017 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een terbeschikkinggestelde in zijn hoger beroep tegen de verlenging van zijn terbeschikkingstelling. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1985 en geplaatst in een kliniek, had zich onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel en was niet verschenen tijdens de zittingen. Het hof heeft geconstateerd dat de terbeschikkinggestelde op 25 juni 2017 zich heeft onttrokken tijdens een begeleid verlof en dat zijn verblijfplaats onbekend is, vermoedelijk in Turkije. De advocaat-generaal heeft het hof voorgesteld om de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep bij gebrek aan belang, aangezien er geen grieven waren ingediend en de terbeschikkinggestelde niet in staat was om zijn bezwaren te uiten. De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft geen bezwaren aangevoerd, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld. Het hof heeft geoordeeld dat er geen redenen zijn voor een inhoudelijke behandeling van de zaak, en heeft de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

TBS P17/0140
Beslissing d.d. 14 september 2017
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
geplaatst in [kliniek] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in verband met zijn onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch, van 6 maart 2017, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van 17 maart 2017, waarbij namens de terbeschikkinggestelde door mr. M.K. Rack, advocaat te Amsterdam, beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 6 maart 2017;
  • de aanvullende informatie van [kliniek] van 27 juni 2017, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 9 december 2016 tot en met 23 juni 2017;
  • het e-mailbericht van 3 juli 2017 verzonden namens mr. A. Taner, de raadsman van de terbeschikkinggestelde, gericht aan het hof, inhoudende het verzoek om de inhoudelijke behandeling aan te houden voor onbepaalde tijd in verband met de onttrekking van de terbeschikkinggestelde;
  • het e-mailbericht van 4 juli 2017 van de advocaat-generaal gericht aan het hof, inhoudende dat veroordeelde nog voortvluchtig is en dat de advocaat-generaal zich niet verzet tegen aanhouding voor een periode van maximaal twee maanden;
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting van het hof van 6 juli 2017;
  • het e-mailbericht van 24 augustus 2017 van de advocaat-generaal gericht aan het hof, inhoudende dat de terbeschikkinggestelde volgens opsporingsonderzoek waarschijnlijk in Turkije verblijft en dat er geen indicatie is dat hij op korte termijn weer naar Nederland zal komen.
Het hof heeft ter zitting van 31 augustus 2017 gehoord de advocaat-generaal mr. A.M. de Vries. De terbeschikkinggestelde was niet verschenen. Wel aanwezig was zijn raadsman mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.

Overwegingen

De zitting van 6 juli 2017
De terbeschikkinggestelde heeft zich onttrokken tijdens zijn begeleid verlof op 25 juni 2017. Om die reden heeft het hof op verzoek van de raadsman het onderzoek ter zitting van 6 juli 2017 geschorst tot de zitting van 31 augustus 2017.
De zitting van 31 augustus 2017
Ter zitting van 31 augustus 2017 is de terbeschikkinggestelde niet verschenen. Zijn raadsman heeft meegedeeld dat hij in de tussentijd geen contact heeft gehad met de terbeschikkinggestelde, dat hij de terbeschikkinggestelde hem niet uitdrukkelijk heeft gemachtigd en dat hij daarom zich niet vrij voelt namens de terbeschikkinggestelde het woord te voeren. De raadsman heeft verzocht om schorsing van de behandeling in het belang van de verdediging.
Het hof heeft het schorsingsverzoek ter zitting afgewezen, nu de terbeschikkinggestelde door de eerdere schorsing in de gelegenheid is gesteld om te verschijnen en de verdediging sinds de zitting van 6 juli 2017 in de gelegenheid is geweest om de gewenste machtiging te verkrijgen om het woord te kunnen voeren, terwijl er geen zicht op is dat de terbeschikkinggestelde, die vermoedelijk in Turkije verblijft, binnen een aanvaardbare termijn vanuit Turkije zal terugkeren naar Nederland. Het hof heeft de raadsman desalniettemin in de gelegenheid gesteld het woord te voeren, maar deze heeft daarvan geen gebruik willen maken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft primair voorgesteld om de terbeschikkinggestelde niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep bij gebrek aan belang. Subsidiair heeft zij onder verwijzing naar de (aanvullende) informatie van de kliniek geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Weliswaar loopt op dit moment de termijn van de terbeschikkingstelling niet doordat de terbeschikkinggestelde zich heeft onttrokken, maar dat kan veranderen, ook al is er geen zicht op welke termijn dat zal kunnen gebeuren. Het belang van een spoedige beslissing moet volgens de advocaat-generaal prevaleren boven het belang van het horen van de terbeschikkinggestelde
Het oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij het onderzoek ter zitting aanwezig is geweest en dat hij door de rechtbank is gehoord overeenkomstig het bepaalde in artikel 509s, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De toenmalig raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft bij volmacht van de terbeschikkinggestelde op 17 maart 2017, derhalve tijdig, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank. Er is geen schriftuur houdende grieven ingediend.
De terbeschikkinggestelde was op de hoogte dat zijn hoger beroep zou worden behandeld op 6 juli 2017. De terbeschikkinggestelde heeft zich op 25 juni 2017 onttrokken en is niet ter zitting van 6 juli 2017 verschenen. Zijn verblijfplaats is tot op heden onbekend, maar volgens nasporingen is hij naar Turkije ontvlucht. De terbeschikkinggestelde heeft zijn raadsman kennelijk niet geïnstrueerd, ook niet na de schorsing ter zitting van 6 juli 2017, om zijn bezwaren tegen de beslissing waarvan beroep aan te voeren. De raadsman heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, ter zitting van 31 augustus 2017 ook geen bezwaren aangevoerd.
Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak. Daarom zal het hof de terbeschikkinggestelde wegens het ontbreken van bezwaren niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde]niet-ontvankelijk in het tegen de beslissing van rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 6 maart 2017 ingestelde hoger beroep.
Aldus gedaan door
mr. E.A.K.G. Ruys als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. J.S. van Duurling als raadsheren,
en drs. E.M.M. Mol en drs. B. Koudstaal als raden,
in tegenwoordigheid van mr. I.H.A. Bijl als griffier,
en op 14 september 2017 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.