ECLI:NL:GHARL:2017:8389

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
200.183.333/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering curator tot betaling achterstallige gebruiksvergoeding; beroep op verrekening en opschorting verworpen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van Kampri Support B.V. tegen de curator in het faillissement van R.J.M. Holding B.V. De curator had in eerste aanleg gevorderd dat Kampri Support zou worden veroordeeld tot betaling van achterstallige gebruiksvergoedingen. De kantonrechter te Zwolle had Kampri Support veroordeeld tot betaling van € 22.576,37, vermeerderd met wettelijke rente. Kampri Support heeft in hoger beroep de vernietiging van dit vonnis gevorderd en stelde dat zij recht had op verrekening en opschorting van de vordering van de curator.

Het hof heeft vastgesteld dat Kampri Support niet voldoende onderbouwd heeft dat er sprake was van een opeisbare vordering op de curator, en dat de curator geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eiswijziging van Kampri Support. Het hof heeft de grieven van Kampri Support verworpen, onder andere omdat de curator niet aansprakelijk was voor de kosten van groot onderhoud aan het pand, en omdat Kampri Support niet had aangetoond dat er stormschade was ontstaan. Het hof heeft de vordering van Kampri Support tot betaling van € 14.207,19 afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in civiele procedures en de voorwaarden voor verrekening en opschorting. Het hof heeft Kampri Support ook veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 711,- voor griffierecht en € 2.895,- voor advocaatkosten. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.183.333/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 3058067 CV EXPL 14-3881)
arrest van 26 september 2017
Kampri Support B.V.,
gevestigd te Zwolle,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
Kampri Support,
advocaat: mr. M.A. Vles, kantoorhoudend te Weert,
tegen
[geïntimeerde] in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van R.J.M. Holding B.V.,
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. T.H.I.M. Pierik, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 16 februari 2016 hier over.
1.2
In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast. Deze comparitie is gehouden op 8 maart 2016.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord, met producties,
- een akte van Kampri Support van 6 september 2016,
- een akte van Kampri Support van 1 november 2016, met producties,
- een antwoordakte van de curator van 29 november 2016.
1.4
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
1.5
Kampri Support vordert in hoger beroep samengevat het vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 16 juni 2015 in conventie en in reconventie te vernietigen, in conventie de vorderingen van de curator alsnog af te wijzen en in reconventie de curator te veroordelen tot betaling aan Kampri Support van € 14.207,19 te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten van de procedure in beide instanties.
pri S
2.
De vaststaande feiten
2.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken.
2.2
Bij vonnis van de toenmalige rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 maart 2011 zijn Kampri Group BV, Kampri Facilitair BV en Ifö Kampri BV failliet verklaard en bij vonnis van die rechtbank van 10 mei 2011 zijn Culidis BV, RJM Holding BV en Ifö Kampri Export BV failliet verklaard. In al deze faillissementen is mr. [geïntimeerde] aangesteld als curator.
2.3
RJM Holding BV was eigenaresse van het bedrijfspand met aanhorigheden, gelegen aan de [a-straat] 10 en 12 te [B] . Vanuit dit bedrijfspand werden de activiteiten van de verschillende vennootschappen ontplooid.
2.4
Het bedrijfspand is belast met een door Deutsche Bank Nederland N.V. (verder de bank) verstrekte krediethypotheek van € 4.000.000,- in hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten.
2.5
Kampri Support heeft bij overeenkomst van 10 maart 2011 de materiële en immateriële activa van Kampri Group BV, Kampri Facilitair BV en Ifö Kampri BV van de curator gekocht en geleverd gekregen. In de koopovereenkomst is overeengekomen dat Kampri Support exclusief gerechtigd is tot en met 31 december 2011 gebruik te maken van het aan RJM Holding toebehorende bedrijfspand aan de [a-straat] 10 en 12 te [B] . Voor het gebruik is geen vergoeding verschuldigd. De koopovereenkomst is voor akkoord mede ondertekend door de bank.
2.6
In een op 16 februari 2012 gedateerde gebruiksovereenkomst zijn de curator en de bank enerzijds en Kampri Support anderzijds overeengekomen dat de curator met ingang van 1 januari 2012 het bedrijfspand aan de [a-straat] 10 en 12 aan Kampri Support in gebruik geeft tegen een gebruiksvergoeding van € 6.916,68, exclusief btw, per maand, te voldoen voor de vijftiende dag van elke maand. Inclusief 21% btw komt dit neer op € 8.369,15 per maand.
2.7
In deze overeenkomst is de volgende bepaling opgenomen:
"4. Alle kosten van gebruik, zoals onder andere, doch niet uitsluitend, energiekosten, waterschapslasten en dergelijke en die strekken tot normaal klein onderhoud komen voor
rekening van Kampri Support."
2.8
Kampri Support heeft een gedeelte van het bedrijfspand in ondergebruik gegeven aan Kampri B.V., Culion B.V. en Service Equipe Nederland B.V., doch Kampri Support betaalde
maandelijks de volledige gebruiksvergoeding aan de curator.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
De curator heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd Kampri Support te veroordelen tot betaling aan hem van € 22.576,37 te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente vanaf 17 april 2014 en de kosten van de procedure. Het bedrag van € 22.576,37 is samengesteld uit de achterstand over een gedeelte van februari 2014 van € 5.838,01 en over maart 2014 van € 8.369,18 en de termijn voor de maand mei 2014 van € 8.369,18, alle bedragen inclusief btw.
3.2
Kampri Support heeft in eerste aanleg in voorwaardelijke reconventie gevorderd de curator te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Kampri Support te voldoen de door haar geleden schade op te maken bij staat en te vermeerderen met de kosten van de procedure.
3.3
De kantonrechter heeft bij vonnis van 16 juni 2015 in conventie Kampri Support veroordeeld tot betaling aan de curator van € 22.576,37, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2014. De vorderingen van Kampri Support in reconventie heeft de kantonrechter afgewezen. Verder heeft de kantonrechter Kampri Support zowel in conventie als in reconventie veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

Wijziging van eis
4.1
In eerste aanleg heeft Kampri Support een vordering in voorwaardelijke reconventie ingesteld om de curator te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade nader op te maken bij staat. Aan die vordering heeft zij onrechtmatig handelen van de curator ten grondslag gelegd. Volgens Kampri Support heeft de curator de voorgenomen verkoop van het pand [a-straat] 10 en 12 aan Revitel B.V. gefrustreerd en heeft de curator verder in strijd met haar belangen rechtstreeks contact onderhouden met Culion B.V.
4.2
In hoger beroep heeft Kampri Support gevorderd de curator te veroordelen om aan haar te voldoen een bedrag van € 14.207,19 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente. Het hof begrijpt de grondslag voor de vordering aldus dat Kampri Support van mening is dat zij, door de afwijzing van haar beroep op verrekening, ten onrechte tot betaling van dit bedrag is veroordeeld en dat zij dit bedrag terugbetaald wenst te zien.
4.3
De curator heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van Kampri Support. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van Kampri Support zal derhalve recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
De grieven
4.4
Onder
grief 1heeft Kampri Support aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar stelling dat de curator onwaarheden heeft verstrekt over zijn bekendheid met het feit dat een deel van het pand [a-straat] 10 en 12 in ondergebruik is gegeven aan Kampri B.V., Culion B.V. en Service Equipe Nederland B.V.
4.5
Naar het oordeel van het hof is het antwoord op de vraag of de curator al dan niet bekend was met het ondergebruik van het pand door deze vennootschappen niet relevant voor de beoordeling van de vordering van de curator, noch voor de vordering van Kampri Support. Daarom behoeft grief 1 verder geen bespreking.
4.6
Grief 1 faalt.
4.7
Grief 2is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat van verrekening van de kosten van herstel van stormschade geen sprake kan zijn omdat niet is voldaan aan de eisen van artikel 6:136 BW, nu deze kosten niet op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld. Kampri Support heeft onder verwijzing naar de facturen die als productie 8 bij de conclusie van antwoord zijn overgelegd betoogd dat de tegenvordering vast staat. Het gaat om stormschade die heeft geleid tot kosten van groot onderhoud tot een bedrag van € 13.653,49, bestaande uit € 3.305,79 voor een nieuwe verwarmingsketel, € 347,70 voor de reparatie van de voordeur en € 10.000,00 voor reparatie van het dak, alle bedragen exclusief btw. Volgens Kampri Support vloeit uit artikel 4 van de gebruiksovereenkomst voort dat de curator en de bank aansprakelijk zijn voor de kosten van dit groot onderhoud. De
grieven 3, 4, 5 en 6 (gedeeltelijk)borduren hier op voort.
4.8
De curator heeft het standpunt van Kampri Support bestreden en gesteld dat de schade op geen enkele wijze is aangetoond en niet controleerbaar is.
4.9
Tussen partijen is niet in geschil dat groot onderhoud voor rekening van de failliete boedel van R.J.M. Holding komt. Het hof stelt echter met de curator vast dat Kampri Support niet heeft onderbouwd dat er stormschade is ontstaan aan het pand. Zij heeft bijvoorbeeld niet aangegeven wanneer die schade is ontstaan, zij heeft geen foto's van de schade overgelegd, zij heeft geen melding gemaakt van de schade bij de curator. Niet alleen heeft zij niet onderbouwd dat er sprake was van stormschade, zij heeft in het geheel niet onderbouwd dat er sprake was van schade aan het dak, de voordeur of de verwarmingsketel.
Verder heeft Kampri Support, zo er al stormschade zou zijn geweest, niet voldoende onderbouwd dat zij de kosten van herstel van het dak, de voordeur en de verwarmingsketel heeft betaald. Bovendien is de factuur met een bedrag van € 3.305,79 niet gericht aan Kampri Support, maar aan Service Equipe Nederland. Weliswaar heeft Service Equipe Nederland deze factuur doorbelast aan Kampri Support, maar niet is gebleken dat Kampri Support aan Service Equipe Nederland heeft betaald. De enkele mededeling dat dit bedrag door Kampri Support in een rekening-courantverhouding met Service Equipe Nederland is betaald is een ontoereikende onderbouwing.
Derhalve staat geenszins vast dat Kampri Support een vordering heeft op de curator en is deze vordering ook niet op eenvoudige wijze, zoals bedoeld in artikel 6:136 BW, vast te stellen. Voor verrekening van de vordering van Kampri Support met de vordering van de curator is dan ook geen plaats.
4.1
Het beroep dat Kampri Support in hoger beroep nog heeft gedaan op een opschortingsrecht als bedoeld in artikel 6:52 BW faalt, nu niet is komen vast te staan dat Kampri Support een opeisbare vordering op de curator heeft, zodat een beroep op opschorting van haar betalingsverplichtingen niet gerechtvaardigd is.
4.11
De grieven 3, 4, 5 en 6 (gedeeltelijk) slagen niet.
4.12
Onder
grief 6 (voor het overige)heeft Kampri Support tevens aangevoerd dat de gebruiksvergoeding over de maand mei 2014 tijdig door haar is voldaan.
4.13
De curator heeft gemotiveerd gesteld dat het in de dagvaarding in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 22.576,37 het bedrag was dat op dat moment aan achterstallige gebruikersvergoedingen openstond. Na dat moment zijn er volgens de curator door Kampri Support nog betalingen gedaan waardoor het openstaande bedrag wijzigde.
4.14
Het hof stelt vast dat Kampri Support haar stelling dat zij de door de curator gevorderde gebruiksvergoeding over de maand mei 2014 tijdig heeft voldaan niet heeft onderbouwd, zodat aan deze stelling voorbij moet worden gegaan.
Daarbij tekent het hof aan dat voor zover Kampri Support na het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg alsnog de vergoeding over de maand mei 2014 heeft betaald, zij uiteraard niet nogmaals tot betaling van dat bedrag kan worden aangesproken uit hoofde van het bestreden vonnis.
4.15
Grief 6 faalt eveneens.

5.De slotsom

5.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof Kampri Support veroordelen in de kosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van de curator zullen worden vastgesteld op € 711,- voor verschotten (griffierecht) en € 2.895,- (2,5 punten, tarief III, € 1.158,- per punt) aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
5.3
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Zwolle van 16 juni 2015;
veroordeelt Kampri Support in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator vastgesteld op € 711,- voor verschotten en op € 2.895,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. B.J.H. Hofstee, mr. J. Smit, en mr. I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 september 2017.