Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 2.760,- netto per maand bedraagt. Volgens de man genereerde hij in de laatste jaren van het huwelijk een inkomen van € 1.000,- netto per maand en de vrouw € 3.600,- netto per maand, zodat het netto gezinsinkomen € 4.600,- per maand bedroeg. De man berekent zijn behoefte op basis van de zogeheten hofnorm op 60% van € 4.600,- is € 2.760,- netto per maand.
€ 4.600,- per maand bedroeg. Zij heeft echter aangevoerd dat de kosten van de kinderen van € 1.000,- per maand hierop in mindering dienen te worden gebracht. Nu de man dit niet heeft weersproken, zal het hof uitgaan van een behoefte van 60% van € 3.600,- is € 2.160,- netto per maand. Het hof acht daarbij mede van belang dat de man in het kader van de draagkracht van de vrouw weliswaar heeft aangevoerd dat geen rekening dient te worden gehouden met de kosten die de vrouw ten behoeve van de kinderen voldoet, maar dat hij op zichzelf niet heeft betwist dat de vrouw deze kosten voldoet.
€ 698,62 bruto per maand. Gelet hierop zal het hof om proceseconomische redenen uitgaan van een inkomen van de man per 5 december 2016 van (€ 415,20 + € 698,62 = afgerond)
€ 1.114,- bruto per maand. Nu uit de stukken blijkt dat een bedrag van (€ 25,78 + € 34,78 =) afgerond € 61,- per maand aan vakantiegeld wordt gereserveerd, zal het hof hiermee rekening houden. Het hof berekent het netto besteedbaar inkomen van de man met ingang van 5 december 2016 op € 1.051,- per maand. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de algemene heffingskorting. Het hof verwijst naar de aangehechte berekening.
€ 288,- per maand, nu niet gebleken is dat deze hoger is dan dat bedrag. Voor zover de man in zijn draagkrachtberekening rekening heeft gehouden met een bedrag van € 121,- per maand aan forfait overige eigenaarslasten, heeft de man die lasten onvoldoende onderbouwd. Het hof gaat evenals de vrouw uit van een bedrag van € 92,- per maand aan nominale premie ziektekostenverzekering en een bedrag van € 62,- per maand aan aanvullende premie ziektekostenverzekering, nu niet is gebleken dat met hogere bedragen rekening dient te worden gehouden. Ook houdt het hof evenals de vrouw rekening met een bedrag van € 72,- per maand aan zorgtoeslag, nu de man dit niet heeft betwist. Uit de jusvergelijkingen, die zijn aangehecht, blijkt dat de man over de periode van 13 oktober 2015 tot 5 december 2016 bij een partneralimentatie van € 3.092,- bruto per maand niet meer vrij te besteden overhoudt dan de vrouw. Over de periode vanaf 5 december 2016 heeft de man bij een partneralimentatie van € 3.063,- bruto per maand niet meer vrij te besteden dan de vrouw.
€ 1.591,- bruto per maand, zoals hiervoor is overwogen, zal het hof de door de vrouw aan de man te betalen bijdrage in zijn levensonderhoud over de periode van 13 oktober 2015 tot 5 december 2016 bepalen op € 1.590,- bruto per maand en over de periode vanaf 5 december 2016 op € 1.591,- bruto per maand.