ECLI:NL:GHARL:2017:8325

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
200.218.796
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor een alleenstaande man met grote schulden door een pilotenopleiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor een alleenstaande man, hierna te noemen [appellant]. De rechtbank Gelderland had eerder, op 26 juni 2017, het verzoek van [appellant] tot toepassing van deze regeling afgewezen. Het hof heeft het verzoek van [appellant] toegewezen, waarbij het de omstandigheden van de zaak in overweging heeft genomen.

[Appellant] had een totale schuldenlast van € 173.026,74, waarvan een aanzienlijk deel bestond uit een lening voor zijn pilotenopleiding. Hij had deze lening in 2012 afgesloten bij de Friesland Bank, die later door de Rabobank werd overgenomen. Door persoonlijke omstandigheden, waaronder het overlijden van zijn oma, was hij tijdelijk niet in staat om zijn opleiding af te ronden, wat leidde tot een aanzienlijke schuldenlast. De rechtbank had in haar eerdere beslissing overwogen om de looptijd van de schuldsaneringsregeling op vijf jaar te stellen, wat [appellant] niet kon accepteren.

Het hof oordeelde dat [appellant] voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van zijn schulden en dat hij in staat was om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Het hof zag geen reden om aan te nemen dat hij niet aan zijn verplichtingen zou voldoen en oordeelde dat de gebruikelijke looptijd van drie jaar voor de regeling van toepassing moest zijn. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing voor [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.218.796
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 319766)
arrest van 21 september 2017
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats]
appellant, hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. L.N. Huizenga.

1.Het geding in eerste aanleg

Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 26 juni 2017 is het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 4 juli 2017 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft hij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, het verzoek om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling toe te wijzen.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, alsmede van de brieven met bijlagen van mr. Huizenga van 20 juli 2017 en 7 september 2017.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 september 2017, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van zijn moeder.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellant] , geboren op [geboortedatum] , is een alleenstaande man. Zijn totale schuldenlast bedraagt, volgens de Verklaring Schuldsanering ex artikel 285 van de Faillissementswet (Fw), € 173.026,74, waaronder een schuld aan Rabobank Nederland van € 170.216,27. [appellant] ontvangt inkomen uit arbeid. Hij woont in bij zijn ouders, aan wie hij kostgeld betaalt.
3.2
De rechtbank heeft tijdens de behandeling van het schuldsaneringsverzoek van [appellant] aangegeven aanleiding te zien om bij toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling - gelet op de aard van de schulden, de bij het aangaan van de schulden voorziene afbetalingshorizon en de huidige persoonlijke- en inkomensomstandigheden van [appellant] - de termijn van die regeling op vijf jaren te bepalen in plaats van de gebruikelijke drie jaren, zodat gedurende een langere periode voor de schuldeiser(s) zal worden gespaard. Daarop heeft [appellant] tegenover de rechtbank verklaard dat hij niet positief staat tegenover een termijn van vijf jaar en dat hij niet kan zeggen of het goed zal gaan in de regeling bij een looptijd van vijf jaar. De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling vervolgens afgewezen, omdat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.3
[appellant] kan zich met de beslissing van de rechtbank niet verenigen. Zijn schuldenlast
en zijn persoonlijke omstandigheden rechtvaardigen volgens hem niet reeds bij de aanvang van de regeling een looptijd van vijf jaar. Voor de financiering van zijn pilotenopleiding is hij in 2012 een lening aangegaan bij de Friesland Bank. In verband met het overlijden van zijn oma, met wie hij een sterke band had, is hij twee maanden niet in staat geweest aan zijn opleidingsverplichtingen te voldoen. Vervolgens werd hij geconfronteerd met een door de opleiding gestelde deadline waarbij hij in drie maanden zeven vakken diende af te ronden. Dat is hem op één vak na (met een tekort van slechts 1%) gelukt. Een herkansing was niet mogelijk. Om de opleiding te kunnen voltooien moest hij de theorie volledig opnieuw volgen. Daarvoor diende hij een deel van de opleiding opnieuw te financieren. De Rabobank (die de lening inmiddels had overgenomen van de Friesland Bank), weigerde de aanvullende financiering aan [appellant] te verstrekken. [appellant] moest dus met de opleiding stoppen. De toekomstdroom van [appellant] om piloot te worden viel hiermee in duigen. Voorts dient [appellant] de bestaande lening af te lossen met een veel lager inkomen dan het hoge piloteninkomen waarvan hij bij het aangaan van de lening was uitgegaan. In de gegeven omstandigheden acht [appellant] het niet reëel om bij toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling reeds de looptijd in plaats van drie jaar op vijf jaar te stellen. [appellant] stelt dat de rechtbank het voornemen om de termijn op vijf jaar te stellen overigens onvoldoende heeft gemotiveerd.
[appellant] werkt fulltime, heeft al een substantieel bedrag gespaard en ook al een bedrag op zijn schulden afgelost. Thans zijn er geen gronden om bij voorbaat al aan te nemen dat hij enige verplichting gedurende de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling niet zal nakomen. Indien het hof toch van mening is dat er reden toe is, zal hij zich bij een langere looptijd neerleggen.
3.4
Het hof oordeelt als volgt. Het overgrote deel van de totale schuldenlast betreft de
schuld aan Rabobank van € 170.216,27. [appellant] heeft in september 2012, nadat hij aan alle toelatingscriteria had voldaan voor het volgen van een opleiding als verkeersvlieger bij de AIS Flight Academy, voor de financiering van die opleiding een lening afgesloten bij de Friesland Bank. Genoemde Academy was bereid garant te staan voor die lening. De Rabo heeft – in verband met het samengaan met de Friesland Bank – genoemde lening in 2015 overgenomen. Dat [appellant] bij het aangaan van deze schuld ervan uitging dat hij na voltooiing van deze kostbare opleiding de desbetreffende schuld met het te verwachten piloteninkomen zou kunnen afbetalen, acht het hof reëel. Dat hij door familieomstandigheden (het overlijden van zijn oma die hem deels heeft opgevoed en met wie hij een sterke band had) tijdelijk niet in staat was de opleiding te volgen, waardoor hij enkele vakken niet succesvol kon afronden, valt hem naar het oordeel van het hof niet te verwijten. Het hof is van oordeel dat [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is ten aanzien van het ontstaan en het onbetaald laten van genoemde schuld. Het hof ziet in de (aard van de) schuldenlast van [appellant] geen beletsel voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
3.5
Het hof acht verder voldoende aannemelijk dat [appellant] niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, nu de door Rabobank voorgestelde betalingsregeling slechts ziet op rente en het voorgestelde bedrag met aflossing voor [appellant] niet haalbaar is.
3.6
Het hof ziet voorts geen reden om aan te nemen dat [appellant] niet aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zal voldoen. [appellant] maakt al ruim een jaar gebruik van schuldhulpverlening en budgetbeheer. Hij is gedurende deze periode in staat gebleken rond te kunnen komen van het vrij te laten bedrag en heeft inmiddels een substantieel aan de boedel toekomend bedrag gespaard. [appellant] is via een uitzendbureau fulltime werkzaam, aanvankelijk bij Carglass, thans sinds een half jaar (blijkens de desbetreffende verklaring naar ieders tevredenheid en met een reëel vooruitzicht op een verlengd dienstverband) bij Philips tegen een inkomen van ongeveer € 509,- netto per week. Gelet op het voorgaande acht het hof het voldoende aannemelijk dat [appellant] zich zal blijven inspannen om zoveel mogelijk inkomen uit arbeid te verwerven voor de schuldeisers.
3.7
Gelet op al het voorgaande kan [appellant] naar het oordeel van het hof worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof ziet, anders dan de rechtbank, geen aanleiding om op voorhand te bepalen dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling op vijf jaar moet worden gesteld in plaats van de gebruikelijke drie jaar. De afbetalingshorizon was – zoals hiervoor reeds overwogen – bij het aangaan van de lening gekoppeld aan het door [appellant] in redelijkheid te verwachten pilotensalaris. Die horizon is door de reeds genoemde persoonlijke omstandigheden van [appellant] veel verder weg komen te liggen, nu de schuld immers moet worden afbetaald met een beduidend lager inkomen dan verwacht. De verdiencapaciteit van [appellant] is, mede gelet op zijn huidige inkomenssituatie, ook niet dusdanig dat van hem nog een extra inspanning mag worden verwacht. Van andere omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat bij de aanvang van de schuldsaneringsregeling een langere dan de gebruikelijke termijn wordt vastgesteld, is het hof niet gebleken.
3.8
Het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal als volgt worden beslist.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 26 juni 2017 en, opnieuw recht doende:
verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van [appellant] .
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, L.M. Croes en H.L. Wattel, en is op 21 september 2017 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.