Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
Verwachte opbrengst Makelaar Installatie GWE-aansl. Netto opbrengst
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
“Het door eiseres opgestelde overzicht (…) is mede tot stand gekomen aan de hand van verkopen die zijn gerealiseerd in de jaren 2011, 2012 en 2013. Het is vaste jurisprudentie dat moet worden uitgegaan van feiten en omstandigheden die zich voordoen in de periode tot en met de balansdatum (31 december 2010). Op basis van goedkoopmansgebruik moet daarbij rekening gehouden worden met alle feiten en omstandigheden die een licht werpen op de waardering van de units, ook indien deze feiten en omstandigheden na het opmaken van de fiscale balans over het onderhavige jaar maar vóór het definitief vaststaan van de aanslag Vpb over dat jaar bekend zijn geworden (HR 11 april 2008, nr. 44.089, ECLI:NL:HR:2008:BC9189). De verkopen in de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als feiten en omstandigheden in de zin van deze jurisprudentie, omdat zij hun grond niet vinden in de periode tot ultimo 2010 en omdat aan de enkele verkoopopbrengsten in latere jaren geen doorslaggevende betekenis toekomt voor de waarde ultimo 2010.”. Naar het oordeel van het Hof, heeft de Rechtbank hiermee op goede gronden een juiste beslissing genomen. Het Hof maakt deze overweging dan ook tot de zijne. De daartegen gerichte grief van belanghebbende treft derhalve geen doel.