ECLI:NL:GHARL:2017:799

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
3 februari 2017
Zaaknummer
000324-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand in beklagprocedure ex artikel 591a Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1945, heeft verzocht om vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt in verband met een beklagprocedure. De advocaat van verzoeker heeft het verzoek ingediend op 12 februari 2015, dat later is beperkt tot een bedrag van € 7.890,04. Tijdens de behandeling in raadkamer op 20 januari 2017 heeft het hof de advocaat-generaal, verzoeker en diens advocaat gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker geen beklaagde was in de beklagprocedure, maar klager, en dat de kosten van de beklagprocedure in een te ver verwijderd verband staan tot de vrijspraak in de strafzaak van verzoeker. Het hof heeft de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep van € 6.563,67 en de kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift van € 550,- toegewezen, maar de kosten in verband met de beklagprocedure afgewezen. Het hof heeft uiteindelijk een totaalbedrag van € 7.113,67 aan verzoeker toegewezen uit 's Rijks kas.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
LOCATIE LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 3 februari 2017 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, meervoudige raadkamer, op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1945 te [geboorteplaats] ,
domicilie kiezende ten kantore van de raadsman (Singel 362, 1016 AH Amsterdam).
verschenen in persoon en bijgestaan door zijn advocaat mr. J.W. Soeteman,
advocaat te Amsterdam.

De inhoud van het verzoek

Verzoeker vraagt vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten en/of geleden schade in een strafzaak tegen verzoeker ten bedrage van € 39.780,93. De advocaat van verzoeker heeft dit verzoek bij schrijven d.d. 12 februari 2015 ingediend. Bij e-mailbericht van 19 januari 2017 heeft de advocaat van verzoeker het verzoek van 12 februari 2015 beperkt tot een bedrag van € 7.890,04.
Voorts vraagt verzoeker een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.

De behandeling in raadkamer

Het hof heeft in openbare raadkamer van 20 januari 2017 gehoord de advocaat-generaal, alsmede verzoeker en diens advocaat.
Voorts heeft het hof gezien de stukken, waaronder het verzoekschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken.

De beoordeling van het verzoek

Uit het onderzoek in openbare raadkamer is - voor zover hier van belang - het hof het navolgende gebleken:
- tegen verzoeker is een strafzaak aanhangig geweest, behandeld in eerste aanleg onder parketnummer 17-755107-08 door de politierechter van de rechtbank Leeuwarden en vervolgens in hoger beroep onder parketnummer 24-001699-11 door dit hof op
17 oktober 2014;
- het arrest van het hof d.d. 31 oktober 2014 is onherroepelijk geworden op 15 november 2014;
- de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht;
- verzoeker heeft het verzoek op de voorgeschreven wijze en tijdig ingediend;
Standpunt verzoeker
Ter terechtzitting is aangevoerd dat appellant ten gevolge van de strafzaak kosten heeft gemaakt en/of schade heeft geleden als bedoeld in artikel 591a Sv, te weten:
a. kosten raadsman rechtsbijstand in hoger beroep: € 6.563,67
b. kosten art. 12 Sv procedure: € 1.326,37
c. kosten verzoek (met behandeling in raadkamer): € 550,-
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat de kosten van de beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voor vergoeding in aanmerking komen. Deze kosten zijn het gevolg van de omstandigheid dat verzoeker in een strafprocedure is betrokkene door het openbaar ministerie naar aanleiding van een aangifte door personen tegen wie verzoeker vervolgens zelf aangifte heeft gedaan ter zake van het doen van valse aangifte. Daarop is een beklag ex artikel 12 Sv ingesteld. De stukken van deze procedure zijn gebruikt in de strafzaak van verzoeker zodat sprake is van kosten die rechtstreeks verband houden met de strafprocedure tegen verzoeker. Deze stukken hebben mogelijk bijdragen aan de overtuiging om verzoeker vrij te spreken.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer van het hof op het standpunt gesteld dat de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep volledig vergoed kunnen worden, alsmede dat een vergoeding voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift op basis van het daarvoor geldende tarief aan verzoeker kan worden toegekend. De gevraagde kosten in verband met de procedure ex artikel 12 Sv komen niet voor vergoeding in aanmerking nu deze kosten onvoldoende verband houden met de vrijspraak van verzoeker in de strafzaak, aldus de advocaat-generaal.
Overwegingen hof
Kosten van rechtsbijstand in hoger beroep
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker de door hem gevraagde vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep ten bedrage van € 6.563,67 toe te kennen.
Kosten van rechtsbijstand in verband met de klachtprocedure ex artikel 12 Sv
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5566 de vraag beantwoord welke grenzen de wet stelt aan de mogelijkheid tot het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman op grond van artikel 591a Sv. Een redelijke uitleg van de wet brengt mee, aldus de Hoge Raad in overweging 4.5, dat indien en voor zover naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van een vergoeding voor de kosten van een raadsman, hij daartoe op de voet van artikel 591a, tweede lid, Sv ook kan besluiten indien de zaak is geëindigd in een sepot, of indien een beklag als bedoeld in artikel 12 Sv niet gegrond is verklaard dan wel een dergelijk beklag wel gegrond is verklaard, maar de zaak vervolgens is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel of toepassing van artikel 9a Sr.
Het hof begrijpt dat de Hoge Raad in deze beslissing het oog heeft op de kosten die gemaakt zijn omdat een verzoeker als beklaagde in een beklagprocedure is betrokken.
Uit de stukken en hetgeen terechtzitting door en namens verzoeker is aangevoerd blijkt dat verzoeker - naar aanleiding van de strafprocedure waarin hij zelf was betrokken - zelf aangifte heeft gedaan ter zake van het doen van valse aangifte. Deze aangifte is geseponeerd en daarna is namens verzoeker een beklagprocedure ex artikel 12 Sv ingesteld. In deze procedure was verzoeker derhalve geen beklaagde maar klager. De stukken uit deze procedure zijn vervolgens toegevoegd aan het strafdossier.
Het hof is van oordeel dat de gevraagde kosten in verband met de beklagprocedure in een te ver verwijderd verband staan tot de in vrijspraak geëindigde strafzaak van verzoeker om daaraan te kunnen worden toegerekend. Hoewel het doen van aangifte door verzoeker gelet op hetgeen naar voren is gebracht op zichzelf bezien in te denken is, is onvoldoende komen vast te staan dat de daarop volgende beklagprocedure rechtstreeks verband hield en noodzakelijk was met het oog op de strafzaak. Derhalve acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding voor kosten die zijn gemaakt in verband met de beklagprocedure toe te kennen.
Kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift
De kosten voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling daarvan in raadkamer van het hof komen voor vergoeding in aanmerking, overeenkomst hetgeen landelijk gebruikelijk is, tot een bedrag van € 550,-.
Resumé
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker de navolgende vergoeding toe te kennen:
a. kosten raadsman procedure hoger beroep € 6.563,67
b. kosten indiening verzoekschrift € 550,00
Totaal:
€ 7.113, 67.

De beschikking

Het hof:
kent aan verzoeker
[verzoeker]toe een vergoeding uit 's Rijks kas ten bedrage van
€ 7.113,67;
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. W.M. van Schuijlenburg als voorzitter, mrs. D.V.E.M. Wiel-Rammeloo en P.W.J. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging ten aanzien van dit bedrag door overmaking van dat bedrag op bankrekeningnummer ABN Amro 57.23.99.901 ten name van Stichting Derdengelden Jebbink Soeteman advocaten onder vermelding van ' [kenmerk] '.
Voorzitter