Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 december 2014, waarin het verhaalsbedrag op grond van de Participatiewet is vastgesteld. [verzoeker] heeft een minderjarig kind, [de minderjarige], en is onderhoudsplichtig. De gemeente Almere heeft bij besluit van 10 juni 2014 het verhaalsbedrag vastgesteld op € 355,- per maand, omdat [verzoeker] niet aan zijn onderhoudsplicht voldeed. [verzoeker] heeft in eerste aanleg niet gereageerd en is niet verschenen. Hij heeft pas op 30 september 2016 kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank, waarna hij binnen de gestelde termijn hoger beroep heeft ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] tijdig in hoger beroep is gekomen, omdat hij niet eerder op de hoogte was van de beschikking. De gemeente heeft verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van [verzoeker] in zijn hoger beroep. Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente niet kan stellen dat [verzoeker] zijn onderhoudsplicht niet nakomt, aangezien hij voldoet aan de eerder vastgestelde bijdrage van € 78,- per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige].
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de gemeente afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2017.