Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster] ,
thans zonder advocaat,
kantoorhoudend te [B] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder] ,
alsmede
wonende te [C] ,
verder te noemen: de rechthebbende.
wonende te [C] ,
verder te noemen: de partner.
1.mr. G.J.J. Smits,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een schriftelijke toelichting van 17 juli 2017 van [verzoekster] met bijlagen;
3.De omvang van het geschil
4.Feiten en achtergronden
'Naar aanleiding van de door u toegezonden stukken en hetgeen is besproken tijdens de kennismakingsgesprekken op 29 oktober 2014 en 17 februari 2015 heeft de kantonrechter besloten dat [verzoekster] BV aan de kwaliteitseisen voldoet enbenoembaaris als bewindvoerder, mentor en curator.'
- jaarlijks verslag accountant (rapport feitelijke bevindingen)
- diploma’s, bewijzen van jaarlijkse scholing van [D] ;
- uittreksel KvK;
- een getekende Eigen Verklaring bewindvoerder/curator;
- uitbreiding van de aansprakelijkheidsverzekering met de zogenaamde uitloopregeling.
- de aansprakelijkheidsverzekering is nog niet in orde;
- er is nog geen actie ondernomen naar aanleiding van de door de accountant geadviseerde verbeteringen;
- niet vastgesteld kan worden dat de medewerkers van [verzoekster] voldoen aan de opleidingseisen;
- er is sprake van een zwaar verliesgevende situatie van [verzoekster] en hoge verplichtingen waardoor de belangen van cliënten in gedrang kunnen komen;
- de positie van [D] (persoonlijk) ten opzichte van [verzoekster] is onduidelijk gebleven nu kennelijk sprake is van betrokkenheid van een andere vennootschap die voor de inzet van [D] van [verzoekster] een management fee ontvangt;
In het bijzonder is rond het pand waarin het bedrijf is gevestigd en ten aanzien waarvan [D] thans stelt dat het nog steeds zijn eigendom is bij herhaling geen volledige informatie verschaft en is nog steeds sprake van onopgeloste problemen met betrekking tot dit pand en andere panden.
In die brief heeft de kantonrechter overigens opgemerkt dat [verzoekster] op grond van de overgangsregeling twee jaar de tijd heeft gehad vanaf 1 april 2014 om aan de kwaliteitseisen te voldoen en dat slechts in zeer bijzondere omstandigheden van die termijn kan worden afgeweken.
5.De motivering van de beslissing
De verzoeken van [verzoekster] in de brief van 17 juli 2017
Het achtste lid bepaalt dat de persoon, bedoeld in het zevende lid, aan de rechter die hem benoemt, overlegt:
a. zijn verklaring dat hij aan de in het zevende lid bedoelde kwaliteitseisen en verplichtingen voldoet,
b. een verslag van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2, van diens bevindingen over de wijze waarop aan de eisen en verplichtingen wordt voldaan, en
c. een verklaring van de accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten, bedoeld in artikel 10 van boek 2, dan wel, voor zover van toepassing, omtrent de jaarrekening overeenkomstig titel 9 van boek 2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de vorm en de inhoud van de verklaringen en het verslag, alsmede de wijze van overlegging. Toont de persoon aan dat hij in de twaalf maanden voorafgaande aan zijn benoeming de verklaringen en het verslag reeds aan de rechter heeft overgelegd, dan is hij van de overlegging vrijgesteld.
' [L] koopt vliegtuigje (…) ik haal hem op uit Phoenix AZ via de Noordpool naar Eelde'en
' [L] koopt vliegtuigje en ik tank op internet bij een Eskimo op Groenland'. Hij heeft hierover verklaard dat deze zinnen uit hun context worden getrokken omdat deze een ietwat sarcastische reactie zijn geweest op een opmerking van de desbetreffende medewerker van [K] in een eerder telefoongesprek. Hij heeft ter zitting erkend dat een dergelijke reactie niet passend en professioneel is geweest, maar dat de emotie op dat moment heeft gewonnen van de rede. Het hof stelt vast dat de onprofessionele mededelingen in twee e-mails terugkomen en dat een vergelijkbare opmerking over aankoop van een vliegtuig is gedaan in een e-mail aan een ander bewindvoerderskantoor ( [M] ). Het behoeft geen betoog dat deze uitlatingen grensoverschrijdend zijn en uitermate zorgelijke signalen betreffen over de wijze waarop [verzoekster] invulling geeft en meent te kunnen geven aan de uitvoering van haar taken als bewindvoerder. Deze zorgen worden nog eens bevestigd door de verontrustende e‑mails (aan [K] en [M] ) waarin [D] (namens [verzoekster] ) aan die betreffende bewindvoerderskantoren de bewindzaken ter verkoop heeft aangeboden.