Uitspraak
[appellant],
Rabobank,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
"(…) bij arrest uitvoerbaar bij voorraad te vernietigen het vonnis door de Rechtbank Noord Nederland, afdeling privaatrecht, zittingsplaats Groningen, op 27 augustus 2014 tussen partijen gewezen, en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.De feiten
4.Het geschil en de beoordeling in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering in hoger beroep
grief 4). Het antwoord op deze vraag is van belang voor de vraag of het hypotheekrecht van [appellant] een hogere rang toekomt dan de hypotheekrechten van Rabobank (
grief 5).
"Artikel 160:
De kadastrale registratie is evenmin aangepast aan de nieuwe situatie, zodat ten tijde van de inschrijving van het hypotheekrecht van [appellant] de hypotheekrechten van Rabobank niet werden vermeld bij het (nieuwe) perceel [pand1] .
"1. Indien op het tijdstip waarop een rechtshandeling tot verkrijging van een recht op een registergoed onder bijzondere titel in de registers wordt ingeschreven, een eveneens voor inschrijving in de registers vatbaar feit niet met betrekking tot dat registergoed ingeschreven was, kan dit feit aan de verkrijger niet worden tegengeworpen, tenzij hij het kende.
‘een eveneens voor inschrijving in de registers vatbaar feit’wordt gedoeld op een niet-ingeschreven feit dat wel voor inschrijving vatbaar is, maar dat ook zonder inschrijving rechtsgevolgen heeft voor de rechtstoestand van een registergoed. De overgang van de hypotheekrechten van Rabobank naar het (nieuwe) perceel [pand1] is een voor inschrijving vatbaar feit als hier bedoeld. De hypotheekrechten hadden immers, zoals ook de bedoeling was, kunnen worden vermeld in de ruilverkavelingsakte, welke akte krachtens de Landinrichtingswet dient te worden ingeschreven, waarna de bewaarder de aantekening had gemaakt als bedoeld in artikel 208 lid 3 Landinrichtingswet. Anders dan Rabobank betoogt (memorie van antwoord in principaal appel onder 22), maakt de ruilverkavelingsakte onderdeel uit van de openbare registers, zodat het niet vermelden van de hypotheekrechten van Rabobank in deze akte een onvolledigheid van de openbare registers oplevert.
.Voor de toepassing van artikel 3:24 BW is niet van belang door wie het niet-ingeschreven feit ingeschreven had kunnen worden.In casu is derhalve niet van belang dat de ruilverkavelingsakte niet door Rabobank is ingeschreven. Dat bescherming van [appellant] door artikel 3:24 BW ten nadele strekt van Rabobank, vindt naar het oordeel van het hof zijn rechtvaardiging in het navolgende. [appellant] heeft onbetwist gesteld dat Rabobank reeds geruime tijd voordat de akte van toedeling is opgesteld, op de hoogte was van de ruilverkaveling. Het had dan ook op de weg van Rabobank gelegen om na te gaan of haar hypotheekrechten in de akte van toedeling waren vermeld. Nu zij dit kennelijk heeft nagelaten, is het gerechtvaardigd dat [appellant] krachtens artikel 3:24 BW ten koste van Rabobank tegen de onvolledigheid van de akte van toedeling wordt beschermd.
De bescherming van artikel 3:24 BW komt niet toe aan degene die het niet-ingeschreven feit kende. De zinsnede ‘of door raadpleging van de registers de mogelijkheid daarvan had kunnen kennen’, die voorkomt in de artikelen 3:25 en 26 BW, ontbreekt hier. Dit betekent dat de enkele wetenschap van de
mogelijkheiddat een bepaald feit zich heeft voorgedaan, niet meebrengt – ook niet indien de wetenschap van die mogelijkheid aan de registers zelf is ontleend – dat het desbetreffende feit gekend wordt. Slechts wanneer een derde buiten de registers om wetenschap heeft van het niet-ingeschreven feit, komt hem geen bescherming toe. De bewijslast ter zake van deze wetenschap rust op degene die zich op het niet-ingeschreven feit beroept en stelt dat degene tegen wie hij het feit inroept het wel degelijk gekend heeft.
In het principaal en incidenteel appel
6.De beslissing
dinsdag 14 februari 2017, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;