Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Een verzoek tot omzetting van een faillissement in een schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 15b van de Faillissementswet (hierna: Fw), zoals hier aan de orde, dient te voldoen aan de eis van artikel 285 lid 1, aanhef en onder f Fw. Aan deze eis kan worden voldaan door bij het omzettingsverzoek een schriftelijke verklaring van de curator te voegen, waarin is vermeld dat de curator heeft onderzocht of de gefailleerde aan zijn gezamenlijke schuldeisers een akkoord in de zin van artikel 138 Fw kan aanbieden en dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. (HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:589.)
Het hof constateert dat op de schuldenlijst alle ontstaansdata van de schulden ontbreken. Bij gebrek aan stukken die de ontstaansdata van de schulden onderbouwen, kan het hof dus niet vaststellen hoe de schuldenpositie van [appellant] en [appellante] zich vijf jaar voor het verzoekschrift heeft voltrokken.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [appellant] en [appellante] verklaard dat een aantal, meest concurrente, schulden recent vóór hun faillissement is ontstaan. Zij hebben die schulden en hun ontstaansdata echter niet met stukken onderbouwd toegelicht. Het hof kan terzake dan ook niet beoordelen of deze te goeder trouw zijn ontstaan.
Gelet op het vorenstaande hebben [appellant] en [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest. Het verzoek van [appellant] en [appellante] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling moet daarom worden afgewezen.
4.De beslissing
27 oktober 2016.
A.S. Gratama, en is op 2 februari 2017 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.