Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
1.de vennootschap onder firmaHet Klaverblad V.O.F.,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde3],
Klaverblad,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de plaatsopneming en comparitie van partijen van 17 december 2015, met de akte ‘schadestaat’ van [appellante] en de antwoordakte van Klaverblad,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 maart 2016, met daaraan gehecht het veterinair onderzoeksrapport van 29 april 2011,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 april 2016,
- de memorie na enquête,
- de antwoordmemorie na enquête.
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
- de verklaring van de partijgetuige
- de verklaring van de getuige
- de verklaring van de getuige
- de verklaring van de getuige
- de verklaring van de getuige
- de verklaring van de getuige
- de verklaring van de tegengetuige
Omdat [F] 36 jaar ervaring heeft als dierenarts, waaronder 25 jaar als internist, en hij gespecialiseerd is in paardenlongen, kent het hof gewicht toe aan zijn verklaring.
De crash verklaart het verlies van het bewijsmiddel, maar of het filmpje inderdaad verloren is gegaan door een dergelijke oorzaak valt moeilijk te controleren. Met Klaverblad plaatst het hof daar vraagtekens bij: [appellante] heeft in § 31 van haar conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie nog aangeboden om het filmpje over te leggen, om te laten zien dat er niet mee was geknoeid. Verder heeft [appellante] tijdens haar verhoor als getuige nog verklaard dat zij de filmpjes van 24 mei 2011 nog in haar bezit heeft en die wel in het geding wil brengen. [appellante] wist dus dat het filmpje belangrijk kon worden voor de procedure. Toch zou het crashen van één computer haar hebben beroofd van dit bewijsmiddel, hetgeen betekent dat ze geen kopieën daarvan heeft bewaard. Dat het verloren is gegaan is mogelijk, maar wel merkwaardig.
Hier komt bij dat intussen onzeker is geworden of het filmpje waarvan screenshots zijn overgelegd ’s ochtends of ’s middags is gemaakt. In rechtsoverweging 4.5 van het tussenvonnis van 19 september 2012 is klaarblijkelijk op grond van (waarschijnlijk § 32 van) de conclusie van repliek/antwoord aangenomen dat de screenshots de dikste zand-/stofwolken lieten zien die op 24 mei 2011 werden geproduceerd. De rechtbank zag daarop echter geen uitzonderlijke stof- of zandwolken. In de getuigenverklaringen van [appellante] en [D] is er voor het eerst sprake van dat er op 24 mei 2011 verschillende filmpjes zijn gemaakt (met het oog op mogelijke overtreding van wetgeving tot bescherming van de habitat van vogels) en dat de overgelegde screenshots niet de ergste zandwolken laten zien. [appellante] heeft voordien (in § 19 van haar memorie van grieven) de foto’s genoemd en is ingegaan op de genoemde rov. 4.5, maar zij heeft daarbij niet geklaagd over de veronderstelling in het bestreden vonnis dat de foto’s als bewijs van de ernstigste overlast waren overgelegd. [appellante] heeft ook niet toegelicht waarom geen screenshots zijn overgelegd waarop wél de ernstigste zand- en stofwolken zouden zijn te zien.
Een en ander doet afbreuk aan de overtuigingskracht van het bewijs dat wel geleverd is.