Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 werd opgelegd. De belanghebbende, voormalig werknemer van accountantskantoor [A], had een bedrag van € 35.170,21 als afschrijving goodwill ten laste van zijn winst uit onderneming gebracht. De inspecteur van de Belastingdienst accepteerde deze aftrek niet en legde een aanslag op, berekend naar een belastbaar inkomen van € 145.871. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 21 juni 2017 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende stelde dat het bedrag van € 35.170,21 als betaalde goodwill moest worden aangemerkt en dat hij dit bedrag mocht afschrijven. De inspecteur betwistte dit en stelde dat het bedrag al ten laste van de winst was gebracht in 2008, waardoor het niet opnieuw geactiveerd kon worden. Het hof oordeelde dat de betaling niet als een boete of schadevergoeding aan de werkgever kon worden aangemerkt, maar als een tegenprestatie voor de verkrijging van goodwill. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de fiscale behandeling van goodwill en de voorwaarden waaronder afschrijvingen kunnen plaatsvinden. Het hof concludeerde dat de belanghebbende in 2008 loon had genoten en dat de boekwaarde van de goodwill nihil was, waardoor er in latere jaren geen afschrijving meer kon plaatsvinden. De belanghebbende had geen recht op een vergoeding van het griffierecht of proceskosten, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 september 2017.