ECLI:NL:GHARL:2017:7667

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
21-006770-16-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis ten behoeve van lijfsdwang

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 augustus 2017 een verzoek behandeld van een verdachte, die in voorlopige hechtenis verkeert, om deze hechtenis te schorsen zodat hij lijfsdwang kan ondergaan. De verdachte, geboren in 1974 en verblijvende in het huis van bewaring te Alphen aan den Rijn, had eerder een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar opgelegd gekregen door de rechtbank Gelderland op 1 december 2016. Het hof had op 11 januari 2017 de gevangenhouding van de verdachte bevolen voor de duur van 120 dagen. De zaak was in hoger beroep gebracht en het onderzoek was meerdere keren geschorst.

De verdachte verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis, zodat hij de opgelegde lijfsdwang kon ondergaan. Het hof overwoog dat lijfsdwang bedoeld is om de veroordeelde aan te sporen tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het Openbaar Ministerie heeft de vrijheid om te bepalen of en wanneer lijfsdwang wordt ingezet, en het hof kan niet treden in de executiebevoegdheid van het Openbaar Ministerie. Het hof concludeerde dat er geen zicht was op de tenuitvoerlegging van de lijfsdwang en dat het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis daarom moest worden afgewezen.

De beslissing van het hof is genomen op basis van de artikelen 80 e.v. en 577c van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het verzoek tot schorsing afgewezen, waarbij de voorzitter en de griffier de beschikking hebben ondertekend.

Uitspraak

pkn: 21-006770-16 - 17
Het gerechtshof heeft te beslissen op een verzoek, vervat in een verzoekschrift van
1 augustus 2017, ingekomen ter griffie van het hof op 1 augustus 2017, namens de verdachte,
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
verblijvende in het huis van bewaring te Alphen aan den Rijn,
tot schorsing van het tegen die verdachte rechtens gegeven en nog van kracht zijnde bevel tot voortduren van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, in raadkamer van heden.

OVERWEGINGEN:

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft verdachte op 1 december 2016 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft op basis van dit vonnis bij beschikking van 11 januari 2017 de gevangenhouding van verdachte bevolen voor de duur van 120 dagen. De zaak is in hoger beroep aangebracht ter terechtzitting van 10 mei 2017. Het onderzoek is toen geschorst tot de terechtzitting van 31 juli 2017. Op laatstgenoemde terechtzitting is het onderzoek geschorst tot de terechtzitting van 17 oktober 2017.
Dit hof heeft bij beschikking van 2 mei 2015 aan het Openbaar Ministerie verlof verleend tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang tegen verdachte voor de duur van 1080 dagen. Verdachte verzoekt om de voorlopige hechtenis in de thans lopende strafzaak te schorsen zodat hij de lijfsdwang kan ondergaan.
Zoals het hof reeds in een eerdere beslissing heeft overwogen, is lijfsdwang bedoeld om de veroordeelde aan te sporen tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel over te gaan. Het Openbaar Ministerie is niet verplicht na verkregen verlof tot tenuitvoerlegging van de lijfsdwang of een deel daarvan over te gaan maar heeft een grote vrijheid om te bepalen of en zo ja, wanneer dit dwangmiddel wordt ingezet. Het rechtskarakter van lijfsdwang verschilt wezenlijk van dat van voorlopige hechtenis. Als voorlopige hechtenis rechter kan het hof niet treden in de executiebevoegdheid van het Openbaar Ministerie met betrekking tot de toepassing van lijfsdwang (in een andere zaak). Het hof kan de voorlopige hechtenis daarom niet schorsen teneinde die lijfsdwang te ondergaan, hoogstens zou het hof de voorlopige hechtenis kunnen schorsen met ingang van het moment dat het Openbaar Ministerie de lijfsdwang ten uitvoer zal leggen. Daar is geen enkel zicht op. Daarnaast heeft het hof geen zicht op de wijze waarop en de plaats waar deze lijfsdwang eventueel ten uitvoer zou worden gelegd, zodat niet kan worden bepaald of die tenuitvoerlegging te verenigen valt met de strafvorderlijke belangen die met voorzetting van de voorlopige hechtenis worden gediend. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis zal daarom worden afgewezen.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 80 e.v. en 577c van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof wijst het verzoek af.
Aldus gegeven op 16 augustus 2017 door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, mr. A.H. Garos en mr. F.A.M. Bakker, raadsheren, in tegenwoordigheid van M. van Daalen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.