ECLI:NL:GHARL:2017:7666

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
21-002316-17-04
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schorsing voorlopige hechtenis voor het ondergaan van onherroepelijke vrijheidsstraffen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2017 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in het huis van bewaring te Arnhem verbleef. De verdachte, geboren in 1982, had een verzoek ingediend om de voorlopige hechtenis te schorsen voor de duur van acht maanden, zodat hij de mogelijkheid zou krijgen om een gevangenisstraf te ondergaan die in drie onherroepelijke zaken aan hem was opgelegd. De advocaat-generaal was niet akkoord met de verzochte schorsing.

De rechtbank Gelderland had de verdachte op 19 april 2017 veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting van stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar. Het hof overwoog dat de tijd in voorlopige hechtenis niet in mindering wordt gebracht op de duur van de ISD-maatregel. Gezien de omstandigheden en de mededeling van het Openbaar Ministerie dat de vrijheidsstraffen onder een gevangenisregime zouden worden ondergaan, achtte het hof schorsing van de voorlopige hechtenis een reëel alternatief.

Het hof heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder bepaalde voorwaarden, waaronder dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis en dat hij zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten. De schorsing gaat in op 17 juli 2017 en duurt voort totdat de verdachte de onvoorwaardelijke gevangenisstraffen heeft ondergaan of totdat de detentiefasering ingaat. De beslissing is genomen door de voorzitter en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

pkn: 21-002316-17 - 04
Het gerechtshof heeft te beslissen op een verzoek, vervat in een verzoekschrift van
20 juni 2017, ingekomen ter griffie van het hof op 20 juni 2017, namens de verdachte,
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem,
tot schorsing voor de duur van acht maanden van het tegen die verdachte rechtens gegeven en nog van kracht zijnde bevel tot voortduren van de voorlopige hechtenis, teneinde verdachte de mogelijkheid te geven een gevangenisstraf te ondergaan die in een drietal onherroepelijke zaken aan hem is opgelegd, te weten:
- 21-004289-15 - één maand;
- 21-000513-15 - twee maanden;
- 21-001248-15 - vijf maanden.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw van verdachte,
mr. C.E. Hok-A-Hin, advocaat te Utrecht, in raadkamer van heden.
De advocaat-generaal heeft verklaard niet akkoord te zijn met de verzochte schorsing.

OVERWEGINGEN:

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft verdachte op 19 april 2017 veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting van stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar. Verdachte is tegen deze beslissing in hoger beroep gekomen.
Bij de oplegging van voornoemde maatregel pleegt – anders dan bij vrijheidsstraffen – de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering te worden gebracht op de duur van de maatregel. Tegen die achtergrond ziet het hof in dit geval schorsing van de voorlopige hechtenis teneinde verdachte voornoemde, eerder opgelegde onherroepelijke vrijheidsstraffen te doen ondergaan als reëel alternatief, nu zijdens het Openbaar Ministerie is meegedeeld dat indien de voorlopige hechtenis met dat doel wordt geschorst, deze straffen onder een gevangenisregime zullen worden ondergaan met mogelijke doorplaatsing naar PI Arnhem of PI Achterhoek. Het hof zal daarom onder na te melden voorwaarden met voormeld doel de voorlopige hechtenis voor bepaalde tijd schorsen, namelijk voor de duur van het ondergaan van voornoemde vrijheidsstraffen of zoveel korter als de detentiefasering mocht ingaan.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof wijst het verzoek toe en beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte wordt geschorst
met ingang van maandag 17 juli 2017 te 09.00 uur tot aan het moment waarop de verdachte de onvoorwaardelijke gevangenisstraffen in de hierna te noemen onherroepelijke strafzaken heeft ondergaan, althans tot het moment waarop de detentiefasering van die straffen mocht ingaan:
- 21-004289-15 - één maand;
- 21-000513-15 - twee maanden;
- 21-001248-15 - vijf maanden:
met inachtneming van de navolgende voorwaarden:
1. dat de verdachte indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
2. dat de verdachte ingeval hij wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
3. dat de verdachte zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten;
4. dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
5. dat verdachte gedurende de schorsing de hiervoor genoemde vrijheidsstraffen zal ondergaan;
6. dat voornoemde vrijheidsstraffen onder een gevangenisregime in de penitentiaire inrichting worden ondergaan;
7. dat de verdachte bij iedere oproeping vanwege een justitiële instantie in persoon zal verschijnen.
Aldus gegeven op 12 juli 2017 door
mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, mr. F.A.M. Bakker en mr. B.F.A. van der Krabben, raadsheren, in tegenwoordigheid van H. de Graaf, griffier,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.