In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2017 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in het huis van bewaring te Arnhem verbleef. De verdachte, geboren in 1982, had een verzoek ingediend om de voorlopige hechtenis te schorsen voor de duur van acht maanden, zodat hij de mogelijkheid zou krijgen om een gevangenisstraf te ondergaan die in drie onherroepelijke zaken aan hem was opgelegd. De advocaat-generaal was niet akkoord met de verzochte schorsing.
De rechtbank Gelderland had de verdachte op 19 april 2017 veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting van stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaar. Het hof overwoog dat de tijd in voorlopige hechtenis niet in mindering wordt gebracht op de duur van de ISD-maatregel. Gezien de omstandigheden en de mededeling van het Openbaar Ministerie dat de vrijheidsstraffen onder een gevangenisregime zouden worden ondergaan, achtte het hof schorsing van de voorlopige hechtenis een reëel alternatief.
Het hof heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte geschorst onder bepaalde voorwaarden, waaronder dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis en dat hij zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten. De schorsing gaat in op 17 juli 2017 en duurt voort totdat de verdachte de onvoorwaardelijke gevangenisstraffen heeft ondergaan of totdat de detentiefasering ingaat. De beslissing is genomen door de voorzitter en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.