ECLI:NL:GHARL:2017:7665
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in verband met onherroepelijke vrijheidsstraffen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2017 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in een huis van bewaring te Arnhem verbleef. De verdachte was geboren op [geboortedatum] 1982 en had eerder een maatregel van plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders opgelegd gekregen door de rechtbank Gelderland op 19 april 2017. Dit vonnis was in hoger beroep aangevochten door de verdachte. Het hof had op 31 mei 2017 de gevangenhouding van de verdachte met negentig dagen verlengd.
De verdachte verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis om drie onherroepelijke vrijheidsstraffen te ondergaan. De advocaat-generaal verzette zich gemotiveerd tegen dit verzoek. Het hof overwoog dat schorsing van de voorlopige hechtenis niet als een reëel alternatief kon worden gezien, omdat dit zou ingaan tegen de executiebevoegdheid van het Openbaar Ministerie. Bovendien was er geen duidelijkheid over de wijze en plaats van uitvoering van de opgelegde straffen, wat het moeilijk maakte om te bepalen of deze tenuitvoerlegging verenigbaar was met de strafvorderlijke belangen die met de voortzetting van de voorlopige hechtenis werden gediend.
Daarom heeft het hof besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen, met inachtneming van artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.