ECLI:NL:GHARL:2017:7588
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht, met afwijzing van verzoek tot herstel arbeidsovereenkomst en betaling van vergoedingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of er sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de appellant, een promovenda, en de besloten vennootschap [geïntimeerde]. De appellant had in eerste aanleg verzocht om herstel van haar arbeidsovereenkomst, subsidiair om veroordeling tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter had deze verzoeken afgewezen, waarna de appellant in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft aangetoond dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst. De appellant was in dienst bij [opleidingsinstituut] en had geen VAR-verklaring, wat erop wijst dat zij niet als zelfstandige opereerde. De verklaringen van de promotor en programmadirecteur gaven aan dat de appellant vrij was in het accepteren van opdrachten en dat er geen sprake was van een gezagsverhouding die kenmerkend is voor een arbeidsovereenkomst. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden en de omstandigheden waaronder de rechtsverhouding tot stand is gekomen. Het hof concludeert dat de appellant niet heeft aangetoond dat haar rechtsverhouding met [geïntimeerde] als een arbeidsovereenkomst gekwalificeerd moet worden. De appellant is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.