Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: eisers
[appellanten] c.s.,
in eerste aanleg: gedaagden,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.3. De vaststaande feiten
4.4. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
Die verklaring houdt echter (juist) niet in dat [geïntimeerden] c.s. zijn geïnformeerd over de gebreken (hetgeen [geïntimeerden] c.s. ook hebben betwist). Van pogingen van [appellanten] c.s. om [geïntimeerden] c.s. per telefoon of email te bereiken is verder niet gebleken.
Het aanbod van [appellanten] c.s. (in hun memorie van grieven) om [appellanten] c.s. zelf en de heer [F] te horen over het feit dat terstond na het ontdekken van de diverse gebreken daar bij [geïntimeerden] c.s. melding is gemaakt, mist daarmee een basis in de eigen stellingen van [appellanten] c.s. en wordt daarom gepasseerd.
Het hof is van oordeel dat van dergelijk nadeel (bij het leveren van tegenbewijs) inderdaad sprake is nu [geïntimeerden] c.s. ten aanzien van een groot aantal van de beweerdelijke gebreken betwisten dat die reeds bestonden ten tijde van de levering (wat naarmate de tijd verstrijkt steeds moeilijker is vast te stellen), terwijl de strekking van genoemde wettelijke bepalingen onder meer is een dergelijk nadeel te voorkomen. [appellanten] c.s. hebben verder niets aangevoerd waaruit kan blijken dat zij niettemin wel hebben geklaagd binnen bekwame tijd nadat zij de gebreken hadden ontdekt althans redelijkerwijs hadden behoren te ontdekken. Integendeel hebben zij niet (gemotiveerd) weersproken dat zij vanaf de dag dat de zeilboot aan hen is overgedragen gebreken daaraan hebben ontdekt (zie randnummer 12 conclusie van dupliek). In die situatie had het op de weg van [appellanten] c.s. gelegen om daarvan spoedig melding te maken aan [geïntimeerden] c.s. en (eventueel) spoedig een nader onderzoek aan de boot te laten verrichten. Zoals hiervoor al is overwogen is dat echter niet gebeurd.
Het slagen van het beroep op de klachtplicht staat in beginsel aan toewijzing van de vorderingen van [appellanten] c.s. in de weg, nu die vorderingen, hoewel benoemd als een beroep op bedrog dan wel dwaling bij het aangaan van de koopovereenkomst, er feitelijk op zijn gebaseerd dat het schip gebreken had waardoor het niet voldeed aan hetgeen [appellanten] c.s. mochten verwachten.
6.Slotsom
€ 1.631,-- (1 punt x tarief IV)
7.De beslissing
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.