Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Almere(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een ziekenverzorgster, die zorg verleent in natura, als ondernemer kan worden aangemerkt voor de inkomstenbelasting en de zorgverzekeringswet. De belanghebbende, een ziekenverzorgende, had in 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting en een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet ontvangen, die zij betwistte. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard. De belanghebbende stelde dat zij als ondernemer moest worden aangemerkt, terwijl de Inspecteur van de Belastingdienst dit ontkende.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar werkzaamheden zelfstandig en voor eigen rekening verrichtte, en dat zij geen ondernemersrisico liep. De werkzaamheden werden verricht via erkende zorginstellingen, en de eindverantwoordelijkheid voor de zorg lag bij deze instellingen. Het Hof concludeerde dat de voordelen die de belanghebbende genoot uit haar werkzaamheden geen winst uit onderneming vormden, en bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en er werden geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de criteria voor het ondernemerschap in de belastingwetgeving, en de rol van de zorgaanbieder in de zorgverlening. De belanghebbende had zich ook beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar het Hof oordeelde dat zij geen vertrouwen kon ontlenen aan de VAR-verklaring die zij had aangevraagd, omdat zij onjuiste informatie had verstrekt. De uitspraak is van belang voor zorgverleners die zich afvragen of zij als ondernemer kunnen worden aangemerkt voor belastingdoeleinden.