ECLI:NL:GHARL:2017:6743

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 augustus 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
WAHV 200.175.205
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en de officier van justitie inzake administratieve sanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 27 juli 2015. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 90,- die was opgelegd voor het afslaan zonder richting aan te geven op 27 maart 2014. De sanctie was opgelegd aan de heer [meneer A], maar het beroep tegen deze sanctie was ingesteld door de gemachtigde van mevrouw [mevrouw A]. Het hof oordeelt dat de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat het beroep niet was ingesteld door of namens degene aan wie de sanctie was opgelegd. Het hof vernietigt daarom de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie, en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk. Tevens wordt bepaald dat het aan zekerheid betaalde bedrag moet worden gerestitueerd, aangezien mevrouw [mevrouw A] niet aansprakelijk is voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten. Het hof verwijst naar eerdere rechtspraak ter ondersteuning van deze beslissing.

Uitspraak

WAHV 200.175.205
7 augustus 2017
CJIB 181106058
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 27 juli 2015
betreffende
[mevrouw A] ,
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Bij inleidende beschikking is een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “afslaan zonder richting aan te geven”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 maart 2014 om 19:47 uur op de Meidoornlaan te Renswoude met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. Door de gemachtigde wordt de gedraging betwist.
3. Het hof stelt op basis van de gegevens in het zaakoverzicht vast dat de sanctie niet is opgelegd aan de in de aanhef van dit arrest genoemde (mevrouw) [mevrouw A] , maar aan de heer [meneer A] , geboren op [geboortedatum] .
4. Artikel 6, eerste lid, van de WAHV, bepaalt dat tegen de oplegging van een administratieve sanctie beroep kan worden ingesteld bij de officier van justitie door degene tot wie de beschikking is gericht. Het beroep kan dus niet door een ander dan degene aan wie de sanctie is opgelegd worden ingesteld. Wel kan degene aan wie de sanctie is opgelegd zich ingevolge artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter behartiging van zijn belangen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
5. Uit de stukken blijkt dat [gemachtigde] (die in hoger beroep als gemachtigde optreedt) beroep heeft ingesteld tegen de sanctiebeschikking. Uit het administratief beroepschrift blijkt dat het beroep niet is ingesteld door of namens degene aan wie de sanctie is opgelegd.
6. De officier van justitie heeft op 31 mei 2014 inhoudelijk op het beroep beslist. Aangezien dat beroep, in strijd met artikel 6, eerste lid, van de WAHV, niet is ingesteld door of namens degene aan wie de sanctie is opgelegd, had de officier van justitie het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren.
7. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie ten onrechte in stand heeft gelaten. Het hof zal daarom de bestreden beslissing vernietigen evenals – met gegrondverklaring van het beroep – de beslissing van de officier van justitie. Vervolgens zal het hof doen wat de officier van justitie had moeten doen, te weten het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk verklaren.
8. Gelet op het voorgaande is de in de aanhef genoemde (mevrouw) [mevrouw A] niet aansprakelijk voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten. Het aan zekerheid betaalde bedrag moet derhalve worden gerestitueerd. In dit verband wijst het hof op rechtsoverweging 13 van zijn arrest van 27 oktober 2009, gepubliceerd op rechtspraak.nl, ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1648.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 31 mei 2014 gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk.;
bepaalt dat het aan zekerheid betaalde bedrag door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.