Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2017, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 9 december 2015, waarin haar alimentatie werd vastgesteld op € 2.941,- bruto per maand. De vrouw stelt dat er overeenstemming is bereikt over de alimentatie in een concept-echtscheidingsconvenant, terwijl de man dit betwist. Het hof oordeelt dat het concept-echtscheidingsconvenant geen bindende overeenkomst is, omdat het niet ondertekend is door beide partijen.
Het hof bespreekt de behoefte van de vrouw, die zij baseert op een netto besteedbaar inkomen van € 13.530,- per maand, en de draagkracht van de man, die een huisartsenpraktijk uitoefent. Het hof concludeert dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage van € 2.421,- netto per maand, na rekening te houden met haar eigen verdiencapaciteit van € 500,- netto per maand. De man heeft een draagkracht van € 3.164,- bruto per maand, wat betekent dat hij in staat is om de alimentatie te betalen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en stelt de alimentatie vast op € 3.164,- bruto per maand van 4 februari 2016 tot 1 september 2016, en € 1.275,- bruto per maand vanaf 1 september 2016. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.