ECLI:NL:GHARL:2017:6444

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
200.212.327
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de machtiging gesloten jeugdhulp voor een jeugdige in het kader van de Jeugdwet

In deze zaak gaat het om de beoordeling van een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de verzoeker, geboren uit de relatie van zijn moeder en vader. De kinderrechter had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend en de verzoeker was onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI). De GI had op 3 januari 2017 bepaald dat er geen andere jeugdhulp nodig was dan gesloten jeugdhulp. De verzoeker is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter van 24 februari 2017, waarin de machtiging tot gesloten jeugdhulp werd verleend. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de verzoeker zich positief heeft ontwikkeld en dat er geen noodzaak meer is voor gesloten plaatsing. Het hof oordeelt dat de kinderrechter de machtiging terecht heeft verleend, maar dat deze met ingang van heden dient te worden beëindigd. De reden hiervoor is dat er geen noodzaak meer bestaat voor een gesloten plaatsing, aangezien de verzoeker inmiddels naar school gaat en er geen behandeling meer plaatsvindt. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter voor de periode tot heden, maar vernietigt de machtiging tot gesloten jeugdhulp met ingang van heden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.212.327
(zaaknummer rechtbank Gelderland 315114)
beschikking van 25 juli 2017
inzake
[verzoeker],
verblijvende te [verblijfplaats verzoeker] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. C.L. van Olst te Arnhem,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats moeder] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 20 maart 2017;
- het verweerschrift van de GI.
2.2
Het hof heeft de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch op 28 maart 2017 ambtshalve last tot toevoeging gegeven van mr. C.L. van Olst als advocaat aan [verzoeker] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 22 juni 2017 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de GI zijn [medewerker GI 1] en [medewerker GI 2] verschenen. De moeder is in persoon verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming is, met kennisgeving vooraf, niemand verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de relatie van de moeder en [vader] (verder: de vader) is onder meer [verzoeker] geboren, op [geboortedatum kind] .
De vader heeft [verzoeker] erkend. De moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag over [verzoeker] .
3.2
Bij beschikking van 24 oktober 2016 heeft de kinderrechter [verzoeker] onder toezicht van de GI gesteld voor de duur van een jaar, tot 24 oktober 2017.
3.3
Bij beschikking van 6 december 2016 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 24 oktober 2017.
3.4
De GI heeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet (Jw) op 3 januari 2017 bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is.
3.5
Bij de bestreden beschikking van 24 februari 2017 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] verleend met ingang van 21 februari 2017 tot 21 augustus 2017.

4.De omvang van het geschil

[verzoeker] is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 februari 2017. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen.
[verzoeker] verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
- primair: de GI niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in eerste aanleg dan wel dit verzoek af te wijzen;
- subsidiair: een voorwaardelijke machtiging te verlenen, met voorwaarden die het hof juist acht;
- meer subsidiair: de gesloten machtiging te beperken in duur, zodat deze eindigt op de datum van de door het hof te geen beschikking dan wel een op een andere datum voor 21 augustus 2017 als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.5
De beschikking is ingevolge artikel 6.1.12 lid 1 Jw bij voorraad uitvoerbaar. Ingevolge het tweede lid van dit artikel bepaalt de kinderrechter de geldigheidsduur van de machtiging op ten hoogste één jaar.
5.6
Ter mondelinge behandeling heeft mr. Van Olst verklaard dat inmiddels een instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper is overgelegd die aan de daarvoor geldende eisen voldoet, zodat de (inhoud van de) instemmingsverklaring geen bespreking behoeft.
5.7
[verzoeker] kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en voert daartoe het volgende aan. [verzoeker] meent dat hij ten onrechte gesloten is geplaatst nu nog alternatieven voorhanden zijn. Zo is [verzoeker] welkom bij [instelling] , waar [verzoeker] liever wordt geplaatst dan op een gesloten groep. Voorts meent [verzoeker] dat een gesloten plaatsing disproportioneel is, omdat hij eerst is geplaatst in [plaats 1] , ver van zijn netwerk in de omgeving van [plaats 2] , en later in [plaats 3] op een groep waar zijn veiligheid in het geding is. Voorts zal [verzoeker] zijn baan kwijtraken indien de gesloten plaatsing voortduurt, terwijl deze baan erg belangrijk is voor hem. Bovendien is een gesloten plaatsing niet in het belang van [verzoeker] , omdat hij daarbij in contact zal komen met kinderen die veelal belast zijn met ernstige problematiek. Voor zover het hof al zal oordelen dat [verzoeker] gesloten moet worden geplaatst, verzoekt [verzoeker] deze machtiging ten slotte te beperken in duur.
5.8
De GI verzoekt het hof in haar verweerschrift de bestreden beschikking te bekrachtigen. Voordat [verzoeker] uit huis is geplaatst, is in de thuissituatie veel ambulante hulp aangeboden. Deze hulpverlening heeft niet het gewenste effect gehad, zodat [verzoeker] uit huis is geplaatst in een open setting. Tijdens deze plaatsing bleek volgens de GI dat [verzoeker] niet in staat is zich aan afspraken te houden en dat hij zich meermaals aan de zorg heeft onttrokken, zodat een gesloten plaatsing noodzakelijk was. De GI meent dat [verzoeker] bij [instelling 2] in [plaats 3] goed op zijn plek zit. Hij krijgt behandeling en gaat weer naar school. Er zijn vanuit [instelling 2] afspraken gemaakt met de werkgever van [verzoeker] dat hij zijn baan kan behouden. De GI meent wel dat het verblijf van [verzoeker] in een gesloten setting zo kort mogelijk moet duren, zodat hij reeds op een wachtlijst is gezet voor een open plaatsing. Een open plaatsing is echter pas mogelijk als duidelijk is wat [verzoeker] nodig heeft om zich op een gezonde manier staande te houden, aldus nog steeds de GI.
5.9
Ter mondelinge behandeling heeft [verzoeker] onweersproken verklaard dat hij sinds zijn plaatsing bij [instelling 2] in [plaats 3] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij is beter in staat zijn emoties te reguleren en denkt nu eerst na voordat hij wat zegt. Ook heeft [verzoeker] verklaard dat zijn verlof stapsgewijs is uitgebreid tot 48 uur in het weekend bij de moeder. [verzoeker] gaat op het terrein naar school, maar er is geen sprake meer van enige behandeling. Desgevraagd heeft de GI verklaard dat [verzoeker] zich inderdaad positief ontwikkelt, maar dat thuisplaatsing nog niet tot de mogelijkheden behoort, omdat onduidelijk is of [verzoeker] in de thuissituatie voldoende structuur kan worden geboden. Het is echter pas in juli of september 2017 mogelijk om [verzoeker] te laten doorstromen naar een open groep, omdat eerst dan sprake is van uitstroom uit de voor [verzoeker] beoogde groep.
5.1
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] terecht heeft verleend. Uit de stukken en de behandeling ter zitting komt naar voren dat er ten tijde van de bestreden beschikking ernstige zorgen ten aanzien van [verzoeker] bestonden. Er was sprake van ernstige gedragsproblemen, [verzoeker] leidde een zwervend bestaan en hij onttrok zich bij herhaling aan zorg en hulpverlening.
5.11
Hoewel de rechtbank de machtiging tot gesloten plaatsing van [verzoeker] in een gesloten inrichting in de bestreden beschikking op juiste gronden heeft verleend, is het hof desondanks van oordeel dat deze machtiging met ingang van heden dient te worden beëindigd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ter mondelinge behandeling is gebleken dat, buiten het gestructureerde verblijf dat [verzoeker] thans in de gesloten setting wordt geboden, geen noodzaak als bedoeld in artikel 6.1.2. lid 2 Jw meer bestaat voor een gesloten plaatsing. [verzoeker] gaat weliswaar op het terrein van [instelling 2] naar school, maar er vindt geen behandeling meer plaats. De GI heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat een vaste structuur [verzoeker] ook in een open groep kan worden geboden, maar dat het wachten is op een plek op een open groep voor [verzoeker] . Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat sprake is van een wachtlijst voor een plek op de voor [verzoeker] beoogde open groep niet mag leiden tot de situatie dat [verzoeker] langer gesloten geplaatst blijft, temeer nu bij een gesloten plaatsing sprake is van vrijheidsbeneming. Onder deze omstandigheden oordeelt het hof een plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg een te ingrijpend middel, zodat de beschikking ten aanzien van dit onderdeel van de beslissing zal worden vernietigd met ingang van heden.
5.12
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen voor zover de daarin verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] ziet op de periode tot heden en dient te vernietigen voor zover deze ziet op de periode met ingang van heden en in zoverre opnieuw zal beschikken dat het hof het verzoek een machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van [verzoeker] te verlenen alsnog zal afwijzen met ingang van heden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrecht in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 24 februari 2017, voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot heden;
vernietigt deze beschikking met ingang van heden en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] te verlenen met ingang van heden tot 21 augustus 2017 alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T. ter Brugge, A. Smeeïng-van Hees en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Smeeïng-van Hees, en is op 25 juli 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.