In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of ingehouden loonbelasting kan worden verrekend met aanslagen in de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die directeur en enig aandeelhouder was van een BV, had voor de jaren 2011 en 2012 aanslagen in de inkomstenbelasting ontvangen. De BV had echter de ingehouden loonbelasting niet afgedragen, wat leidde tot een geschil met de Inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de bezwaren van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de ingehouden loonbelasting wel degelijk verrekend kon worden met de aanslagen, omdat de BV maandelijks aangifte had gedaan van de verschuldigde loonbelasting, ook al was deze niet afgedragen. Het Hof stelde vast dat de belanghebbende te goeder trouw had gehandeld en dat de Inspecteur zijn recht tot het opleggen van aanslagen niet had verwerkt. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de aanslagen voor de jaren 2011 en 2012 werden verminderd, waarbij de ingehouden loonbelasting werd verrekend. Tevens werd de boete voor het niet indienen van de aangifte voor 2012 gehandhaafd. De proceskosten werden vastgesteld op € 2.230, en de Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.