ECLI:NL:GHARL:2017:6306

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
200.217.346
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van A2-codering bij BKR in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben appellanten, cliënten van een bank, een vordering ingesteld tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. in verband met de A2-codering die bij het Bureau Kredietregistratie (BKR) was geregistreerd. De zaak betreft een kort geding dat op 20 juni 2017 werd behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G.W.M. Geurts, stelden dat de A2-codering onterecht was en vroegen het hof om deze te laten verwijderen. De Rabobank, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A.J. Wessel-Krijger, was de geïntimeerde partij in deze procedure.

Het hof heeft in zijn uitspraak verwezen naar het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 6 juni 2017, waaruit het verloop van de procedure blijkt. De appellanten hebben hun grieven ingediend op 13 juni 2017, gevolgd door een memorie van antwoord en pleidooien op 19 juni 2017. Na de pleidooien heeft het hof besloten om op 20 juni 2017 een verkort arrest te wijzen, met de motivering die op 28 juni 2017 zou volgen.

In de beslissing heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de appellanten veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 716,-- aan verschotten en € 2.682,-- voor salaris. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft en wees het meer of anders gevorderde af. De uitspraak werd gedaan door de drie rechters en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.217.346
(zaaknummer rechtbank Gelderland C/05/320823)
arrest in kort geding van 20 juni 2017
in de zaak van

1.[appellant 1] ,2. [appellant 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts,
tegen:
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
advocaat: mr. H.A.J. Wessel-Krijger.
Appellanten zullen hierna gezamenlijk [appellanten] worden genoemd. Geïntimeerde zal hierna Rabobank worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
6 juni 2017 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland tussen [appellanten] en Rabobank heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 13 juni 2017 (met grieven),
- de memorie van antwoord,
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities op 19 juni 2017, waarbij akte is verleend van de producties 10 en 11 die de advocaat van [appellanten] bij bericht van 16 juni 2017 namens [appellanten] heeft ingebracht en van de stukken die deze bij gelegenheid van de pleidooien namens [appellanten] heeft ingebracht.
2.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof bepaald dat op 20 juni 2017 arrest zal worden gewezen in een verkort arrest en dat de motivering van deze beslissing volgt op
28 juni 2017.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van
6 juni 2017;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 716,-- aan verschotten en op € 2.682,-- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.J. de Kerpel-van de Poel, C.G. ter Veer en
R.A. van der Pol, is bij de afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
20 juni 2017.