In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben appellanten, cliënten van een bank, een vordering ingesteld tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. in verband met de A2-codering die bij het Bureau Kredietregistratie (BKR) was geregistreerd. De zaak betreft een kort geding dat op 20 juni 2017 werd behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G.W.M. Geurts, stelden dat de A2-codering onterecht was en vroegen het hof om deze te laten verwijderen. De Rabobank, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A.J. Wessel-Krijger, was de geïntimeerde partij in deze procedure.
Het hof heeft in zijn uitspraak verwezen naar het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 6 juni 2017, waaruit het verloop van de procedure blijkt. De appellanten hebben hun grieven ingediend op 13 juni 2017, gevolgd door een memorie van antwoord en pleidooien op 19 juni 2017. Na de pleidooien heeft het hof besloten om op 20 juni 2017 een verkort arrest te wijzen, met de motivering die op 28 juni 2017 zou volgen.
In de beslissing heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de appellanten veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 716,-- aan verschotten en € 2.682,-- voor salaris. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de proceskostenveroordeling betreft en wees het meer of anders gevorderde af. De uitspraak werd gedaan door de drie rechters en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.