In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een vennoot van een Vietnamees specialiteitenrestaurant, tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2008. De Inspecteur van de Belastingdienst had een navorderingsaanslag opgelegd, omdat hij meende dat de aangifte niet correct was en dat er sprake was van omzetafroom. De rechtbank Gelderland had eerder de boete vernietigd, maar de overige bezwaren ongegrond verklaard. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur geen nieuw feit had dat navordering mogelijk maakte en dat de omzetcorrecties niet aannemelijk waren gemaakt.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur in het controlerapport had aangegeven dat de aangifte niet correct was en dat er een navorderingsaanslag kon worden opgelegd. Het Hof concludeerde dat de navorderingsaanslag niet in strijd was met de wet, omdat de Inspecteur tijdig had aangegeven dat de aangifte niet juist was. Het Hof oordeelde verder dat er voldoende bewijs was voor de omzetafroom op 12 specifieke dagen in 2008, maar dat de Inspecteur niet had aangetoond dat er elke dag omzet was afgeroomd. De Inspecteur had niet voldaan aan de bewijslast voor de hoogte van de omzetcorrecties. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en verlaagde de navorderingsaanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.451. Tevens werd de heffingsrente dienovereenkomstig verlaagd en werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.