Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
1.[de pleegouders1] ,
1.Het geding in eerste aanleg
4 augustus 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
4.De omvang van het geschil
het hof de (herstelde) bestreden beschikking, voor zover deze ziet op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , te vernietigen en het verzoek van de GI hiertoe af te wijzen.
5.De motivering van de beslissing
van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] niet verenigen. Zij voeren hiertoe - kort gezegd - aan dat
de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en dat dit oordeel door de kinderrechter niet, althans onvoldoende is gemotiveerd.
De ouders hebben weliswaar aangegeven dat de problemen afdoende zijn opgelost, maar de GI heeft geen zicht op de opvoedingsvaardigheden en de persoonlijke situatie bij de ouders omdat de ouders de samenwerking met de GI onvoldoende aan gaan. Zo heeft de moeder geen toestemming gegeven aan de GI om haar dossiergegevens in verband met haar psychische problematiek in te kunnen zien. Nu niet is gebleken van een verandering in de situatie van de ouders en zij zich niet openstellen voor samenwerking met de hulpverlening, althans zich ten aanzien van die samenwerking niet actief opstellen, heeft de GI er geen vertrouwen in dat de ouders nu wel in staat zijn om de kinderen de stabiliteit, veiligheid en voorspelbaarheid te bieden die zij nodig hebben. De kinderen zijn nu al geruime tijd uit huis geplaatst en de GI stelt zich dan ook op het standpunt, conform ook het advies van [D] , dat het voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] noodzakelijk is dat de plaatsingen worden voortgezet, waardoor zij meer rust, structuur en duidelijkheid ervaren en waar zij zich op een positieve manier kunnen ontwikkelen.
op verschillende fronten, maar geven gemotiveerd aan dat hun situatie momenteel en al geruimere stabiel is. Zo hebben de ouders ter zitting van het hof aangegeven dat zij sinds twee jaar in hun huidige woning wonen en dat zij hun financiën inmiddels op orde hebben. De moeder heeft verder aangegeven dat de behandeling voor haar psychische problematiek, die naar later bleek te wijten is geweest aan een tekort aan vitamine D, is afgerond.
Het vitamine D gebrek is opgeheven, waardoor ook de psychische problemen waar zij mee kampte zich niet meer voordoen, zo geeft de moeder aan. De moeder betwist dat zij geen inzicht heeft willen geven in haar dossiergegevens die hiermee verband houden en geeft aan dat ze er voor heeft getekend om de GI toestemming te geven om haar dossiergegevens in te zien.
Wat daar verder van zij, naar het oordeel van het hof kan de verantwoordelijkheid voor een actueel beeld van de situatie van de ouders niet volledig bij de ouders worden neergelegd, zoals de GI ter zitting van het hof naar voren heeft gebracht. Hetzelfde geldt voor de stelling van de GI dat de ouders niet de samenwerking met de GI hebben opgezocht. Evident is dat de ouders ondersteuning en begeleiding behoeven op verschillende vlakken en niet is in geschil dat hulpverlening in een vrijwillig kader in deze niet volstaat. Een niet actieve houding van de ouders ten aanzien van de samenwerking, dan wel de informatieverstrekking kan naar het oordeel van het hof dan ook niet (alleen) op de ouders worden afgewenteld.
de kinderen overgelegd:
de ouders en de nieuwe gezinsvoogd met name ziet op de bezoekregeling met de kinderen.
Het afgelopen jaar hebben de ouders eenmaal per maand onder begeleiding anderhalf uur contact met alle drie de kinderen tegelijk. Het is voor het hof onduidelijk hoe deze bezoekmomenten verlopen; contactjournaals ontbreken. Het is voor het hof ook onduidelijk waarom de omgang tussen de ouders en de kinderen zo beperkt en onder begeleiding plaatsvindt. Uit het dossier is niet op te maken of en zo ja hoe er geprobeerd is om de ouders een grotere rol in het leven van de kinderen te geven en waarom dat niet is gelukt.
Ook is onvoldoende duidelijk hoe het thans met de kinderen in de verschillende pleeggezinnen gaat.
beterthuis of in een pleeggezin kan wonen.
noodzakelijkis het belang van de verzorging en de opvoeding van de kinderen. Een dergelijk oordeel is, in elk geval in juridisch opzicht, aan de rechter voorbehouden.
GI verzoeken om [F] een persoonlijkheidsonderzoek van de ouders met daarbij observatiecontacten tussen de ouders en de kinderen te doen instellen en het hof uiterlijk twee weken vóór de nieuwe mondelinge behandeling over de uitkomsten en het verloop hiervan te informeren. Het hof is van oordeel dat, bij onvoldoende informatie waaruit anderszins zou blijken, de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op dit moment nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen en dat deze in ieder geval dient voort te duren totdat het hof in staat is, na afronding van het onderzoek door [F] en een nieuwe mondelinge behandeling, een beslissing te nemen. Immers de kinderen zijn feitelijk al wel geruime tijd uit huis geplaatst en een vernietiging van de (herstelde) bestreden beslissing voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met als mogelijk gevolg een terugplaatsing naar de ouders acht het hof onverantwoord omdat een actueel beeld over de mogelijkheden van ouders en de veiligheid van de kinderen bij hen ontbreekt.
6.De slotsom
7.De beslissing
18 mei 2017 om 10.15 uur,
met oproeping van de ouders, de GI, de raad, de pleegouders van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en
de pleegouders van [de minderjarige3] ;