ECLI:NL:GHARL:2017:5988

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
200.214.547
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag en belang van het kind in de beslissing tot gezagsbeëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kind, [kind]. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad voor de kinderbescherming om het gezag te beëindigen af te wijzen. De rechtbank had eerder op 23 maart 2017 het gezag van zowel de moeder als de vader beëindigd, op verzoek van de raad, die zich zorgen maakte over de ontwikkeling van [kind].

Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van het kind vooropgesteld, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder zich actief heeft ingezet voor [kind] en dat er op dat moment geen sprake meer was van een situatie waarin de ontwikkeling van [kind] ernstig werd bedreigd. De GI en de raad hebben ter mondelinge behandeling verklaard dat er geen belang meer was bij de gezagsbeëindiging, gezien de betrokkenheid van de moeder en de wens van [kind] om bij haar te wonen.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de raad om het gezag van de moeder te beëindigen afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ondanks mogelijke verdere rechtsmiddelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.214.547
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 422786)
beschikking van 11 juli 2017
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.E. den Hertog te Veenendaal,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[vader] ,
wonende te [woonplaats vader] ,
verder te noemen: de vader,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 april 2017;
- een e-mailbericht van de raad van 20 juni 2017, inhoudende dat de raad ter mondelinge behandeling verweer zal voeren.
2.2
Op 3 juli 2017 is [kind] verschenen, die buiten aanwezigheid van zijn ouders door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 juli 2017 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI is [medewerker GI] verschenen. Namens de raad is [medewerker raad] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum kind] te [geboorteplaats kind] [kind] (verder te noemen: [kind] ) geboren. De moeder had van rechtswege het eenhoofdig gezag. De vader heeft [kind] op 6 maart 2001 erkend en sinds 25 augustus 2016 oefenen de ouders gezamenlijk het gezag uit over [kind] .
3.2
Bij beschikking van 17 januari 2007 heeft de kinderrechter [kind] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 12 januari 2016 tot 17 januari 2017.
3.3
Bij beschikking van 16 april 2015 heeft de kinderrechter de GI gemachtigd [kind] uit huis te plaatsen, welke uithuisplaatsing laatstelijk is verlengd bij beschikking tot
17 januari 2017.
3.4
[kind] is geplaatst op [instelling] , een groep van [instelling 2] .
3.5
De raad heeft bij verzoekschrift op 25 augustus 2016 verzocht het gezag van de moeder over [kind] te beëindigen. Bij tussenbeschikking van 22 december 2016 heeft de rechtbank de raad in de gelegenheid gesteld om in het onderzoek mede het gezag van de vader te betrekken en zonodig het verzoek te herzien en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.6
Op 26 januari 2017 heeft de raad een aanvullend rapport uitgebracht, waarin het verzoek om het gezag van de moeder te beëindigen wordt gehandhaafd en voorts wordt verzocht het gezag van de vader ook te beëindigen.
3.7
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de vader en de moeder over [kind] beëindigd.

4.De omvang van het geschil

De moeder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 maart 2017. Zij verzoekt de bestreden te vernietigen en het inleidend verzoek van de raad alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2
Gelet op het bepaalde in artikel 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind overweegt het hof dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop staan. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
5.3
Het blijk geven van duurzame bereidheid van de ouder(s) om het kind in het pleeggezin waar het verblijft te laten opgroeien dient in de beoordeling te worden betrokken, maar staat – gelet op het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie – niet (zonder meer) in de weg aan beëindiging van het gezag.
5.4
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen dat de beëindiging van het gezag van de ouders voor de meerderjarigheid van [kind] en de benoeming van de GI als voogd noodzakelijk is om onder meer het curatorschap voor [kind] aan te vragen en te regelen voordat hij meerderjarig wordt. Gelet op de problematiek van [kind] lijkt een curator na zijn meerderjarigheid noodzakelijk te zijn om zijn belangen te behartigen en voor hem belangrijke en noodzakelijke beslissingen te nemen. Om dit tijdig te hebben geregeld zullen er zeer binnenkort stappen daartoe moeten worden ondernomen. Daarnaast zal door de gezagsbeëindiging de strijd tussen de ouders en de hulpverleners van [kind] afnemen, doordat hulpverleners niet langer afhankelijk zijn van instemming of toestemming van ouders om zaken voor [kind] te regelen.
5.5
Ter mondeling behandeling is gebleken dat [kind] inmiddels weer thuis woont bij de moeder. De GI heeft verklaard dat [kind] op [instelling] in een isolement zat en veel moest huilen in de instelling en heel graag weer naar zijn moeder wilde. De GI heeft ingestemd dat [kind] , gelet op de korte tijd voordat hij 18 jaar wordt, weer bij de moeder mocht gaan wonen. De GI heeft geen curator gevonden die een eigen plek voor [kind] kan regelen. Dit mede gelet op de uitdrukkelijke wens van [kind] om bij zijn moeder te wonen.
Verder is gebleken dat de moeder zich heeft ingezet om allerlei zaken te regelen voor [kind] . [kind] zal gaan werken bij [werkgever] . Verder kan hij als hij 18 jaar is gaan starten met een opleiding om te leren schrijven en lezen. [kind] zal komend seizoen ook gaan sporten bij [club] . En verder is de moeder bezig met het regelen van de financiële zaken van [kind] , zoals het aanvragen van een Wajong-uitkering en een uitkering krachtens de Wmo.
5.6
De GI en de raad hebben ter mondelinge behandeling verklaard dat, gelet op de huidige stand van zaken, er geen belang meer is bij de gezagsbeëindiging. Hoewel destijds noodzakelijk geacht zal een curator niet kunnen bereiken dat [kind] elders gaat wonen. Daar komt bij dat de moeder zich ten volle inzet in het belang van [kind] . De GI ziet nu een actieve en betrokken moeder waar zij vertrouwen in heeft.
5.7
Gelet op vorenstaande is thans geen sprake van een situatie waarbij een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
Nu niet aan het wettelijk criterium is voldaan dient het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te vernietigen en te beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 maart 2017 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de raad om het gezag van de moeder te beëindigen alsnog af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, J. B. de Groot en M.F.J.N. van Osch, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 11 juli 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.