Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kind, [kind]. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad voor de kinderbescherming om het gezag te beëindigen af te wijzen. De rechtbank had eerder op 23 maart 2017 het gezag van zowel de moeder als de vader beëindigd, op verzoek van de raad, die zich zorgen maakte over de ontwikkeling van [kind].
Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van het kind vooropgesteld, zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder zich actief heeft ingezet voor [kind] en dat er op dat moment geen sprake meer was van een situatie waarin de ontwikkeling van [kind] ernstig werd bedreigd. De GI en de raad hebben ter mondelinge behandeling verklaard dat er geen belang meer was bij de gezagsbeëindiging, gezien de betrokkenheid van de moeder en de wens van [kind] om bij haar te wonen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de raad om het gezag van de moeder te beëindigen afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ondanks mogelijke verdere rechtsmiddelen.