ECLI:NL:GHARL:2017:5980

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
200.204.255
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een gezagskwestie met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een bijzondere curator voor twee minderjarige kinderen, geboren uit de inmiddels verbroken relatie van de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.M.L. van As, heeft in hoger beroep verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling (GI) en om de benoeming van een bijzondere curator. De moeder, vertegenwoordigd door mr. K.L. Olthoff, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om alleen belast te worden met het ouderlijk gezag over de kinderen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 27 september 2016 bekrachtigd, waarin het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de kinderen behoefte hebben aan rust en dat een ondertoezichtstelling contraproductief zou zijn. Wel heeft het hof besloten om een bijzondere curator te benoemen, die de kinderen zal vertegenwoordigen en hen zal informeren over de bereidheid van de vader om contact te hebben, indien zij dat wensen. De bijzondere curator is benoemd tot drs. [curator], gz-psycholoog en relatie- en gezinstherapeut. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de communicatie over de wensen van de kinderen centraal staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.204.255 (gezag en ondertoezichtstelling) en 200.217.436 (bijzondere curator)
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 419618 en 422097)
beschikking van 11 juli 2017
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M.L. van As te Nieuwegein,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats verweerster] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.L. Olthoff te Bussum.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 september 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep en met betrekking tot

de vermeerdering van het verzoek van de vader in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1-6, ingekomen op 28 november 2016;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep met producties 1-3;
- een brief van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (verder: de GI) van 21 februari 2017;
- een journaalbericht van mr. Van As van 6 juni 2017 met producties 7-12;
- een journaalbericht van mr. Olthoff van 13 juni 2017 met twee producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
2.2
De na te noemen [kind 1] en [kind 2] hebben bij afzonderlijke brieven van respectievelijk 4 december 2016 en 2 december 2016 aan het hof hun mening kenbaar gemaakt met betrekking tot de verzoeken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 22 juni 2017 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de GI is, met kennisgeving vooraf, niemand verschenen. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker raad] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de vader en de moeder zijn geboren:
- [kind 1] , op [geboortedatum kind 1] te [geboorteplaats kind 1] , en
- [kind 2] , op [geboortedatum kind 2] te [geboorteplaats kind 2] , [geboorteplaats kind 2] .
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 27 september 2016 heeft de rechtbank:
- het verzoek van de vader om de kinderen onder toezicht van de GI te stellen afgewezen;
- bepaald dat de moeder de vader éénmaal per twee maanden door middel van een e-mailbericht op de hoogte zal brengen van de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de kinderen, daaronder in ieder geval begrepen: voortgang en prestaties op school, voortgang en prestaties op het gebied van sport, ontwikkelingen met betrekking tot hun gezondheid, vakanties en verblijf in het buitenland en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het verzoek van de vader tot het vaststellen van een contactregeling afgewezen;
- het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen afgewezen; en
- de beslissing op de verzoeken van de vader ten aanzien van het belevingsonderzoek en de aanmelding bij de [instelling] aangehouden, met het verzoek aan de raad zich hierover uit te laten.
3.3
Bij beschikking van 21 november 2016 (met zaaknummer 427311) heeft de rechtbank het verzoek van de vader om de raad te belasten met het uitvoeren van een belevingsonderzoek toegewezen, in die zin dat zal worden onderzocht of de kinderen (ooit) nog open zullen staan voor contact met de vader, wat de vader in de ogen van de kinderen zou moeten doen om enige vorm van contact mogelijk te maken, welke voorwaarden daarvoor volgens de kinderen nodig zijn en hoe zij denken dat de moeder zal reageren. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vader om hem vervangende toestemming te verlenen om de kinderen aan te melden bij de [instelling] aangehouden.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 september 2016. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, uitsluitend voor zover daarbij zijn verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen is afgewezen, en, opnieuw beschikkende, de kinderen onder toezicht te stellen van de GI.
4.2
De moeder is met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, uitsluitend voor zover daarin haar verzoek om eenhoofdig te worden belast met het ouderlijk gezag over de kinderen is afgewezen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de moeder alleen zal worden belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
4.3
Bij brief van 6 juni 2017 heeft de vader zijn verzoek in die zin vermeerderd dat hij thans ook verzoekt een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen.

5.De motivering van de beslissing

Ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
5.1
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij wie de zaak aanhangig is, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige.
5.2
De vader verzoekt in hoger beroep een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen. De vader voert ter onderbouwing van dit verzoek aan dat hij bereid is om de kinderen te volgen in hun wens om geen contact met hem te hebben, maar dat het in het belang van de kinderen is om deze boodschap onder deskundige begeleiding aan hen te communiceren. Bovendien wil de vader dat de kinderen weten dat hij altijd zal openstaan voor contact.
5.3
De moeder heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat elke rechtszaak en elkonderzoek zijn weerslag heeft op de kinderen. De moeder verzoekt het hof daarom primair het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator af te wijzen en subsidiair te bepalen dat de bijzondere curator uitsluitend wordt benoemd voor een afsluitend gesprek met de kinderen.
5.4
De raadsvertegenwoordiger heeft ter mondelinge behandeling geadviseerd het verzoek van de vader toe te wijzen en een bijzondere curator te benoemen. De raad heeft in dit kader verklaard dat de beslissing van de vader om zich neer te leggen bij de wens van de kinderen om geen contact meer met hem te hebben bewonderenswaardig is en dat deze beslissing op een zuivere manier met de kinderen moet worden gecommuniceerd. Daarnaast is het volgens de raad belangrijk voor de kinderen dat zij weten dat de deur naar de vader altijd open zal blijven.
5.5
Overeenkomstig het advies van de raad, dat het hof overneemt en tot zijn oordeel maakt, zal het hof een bijzondere curator voor de kinderen benoemen. De werkzaamheden van de bijzondere curator zullen overeenkomstig het verzoek van de vader worden beperkt tot het communiceren naar de kinderen dat de vader berust in hun wens om geen contact met hem te hebben. Evenals de raad is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is om dit op een zuivere manier naar de kinderen te communiceren, zodat zij ook weten dat de vader altijd openstaat voor contact als zij daaraan behoefte hebben. Gelet op de aard van de problematiek zal het hof, overeenkomstig de wens van partijen en de raad, niet een advocaat tot bijzondere curator benoemen, maar een psycholoog.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
5.6
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.7
De vader kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en verzoekt ook in hoger beroep de kinderen onder toezicht te stellen van de GI, omdat volgens hem sprake is van een onthechtingsproces zonder dat hiervoor een aanwijsbare reden is. De zorgen van de vader worden door de hulpverleners gesignaleerd en erkend. Zowel de moeder als de kinderen wensen geen inmenging van de vader in hun leven, zodat volgens de vader sprake is van ouderverstoting. De moeder heeft volgens de vader een negatieve grondhouding jegens de vader en brengt deze houding over op de kinderen. Ook het netwerk van de moeder diskwalificeert de vader als mens en opvoeder. De kinderen krijgen hierdoor geen gelegenheid om zelf een beeld over de vader te vormen, aldus nog steeds de vader.
5.8
De moeder meent dat geen sprake is van enige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen en verzoekt daarom het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van de kinderen af te wijzen. Sinds het contact met de vader is gestopt zitten de kinderen volgens de moeder beter in hun vel en gaan de resultaten op school vooruit. De vader kijkt geheel niet naar zijn eigen aandeel in de ontstane situatie waarbij de kinderen geen contact meer met hem willen. De moeder heeft contact tussen de kinderen en de vader altijd gestimuleerd, zelfs toen de kinderen niet meer met plezier naar de vader gingen. Na diverse incidenten zijn het de kinderen zelf geweest die geen contact meer met de vader wilden, aldus de moeder.
5.9
De raadsvertegenwoordiger heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat sprake is van een ernstige verharding tussen partijen. De raad betreurt dat de moeder aangeeft dat het goed gaat met de kinderen, terwijl zij geen contact hebben met de vader en zich bovendien negatief over hem uitlaten. De band tussen de vader en de kinderen kan volgens de raad niet worden verbroken. Het feit dat de kinderen zo duidelijk stelling innemen, duidt volgens de raad op een noodsituatie of overlevingsstand. Daar kunnen kinderen soms heel goed in gedijen; de veerkracht van kinderen is in deze situaties soms bewonderenswaardig. De raad meent echter dat een ondertoezichtstelling in deze situatie weinig zal toevoegen, omdat elke druk of dwang averechts zal werken.
5.1
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255, eerste lid, BW. Het hof voegt hieraan nog toe dat, zoals reeds in eerste aanleg is overwogen, de kinderen behoefte hebben aan rust, hetgeen zij ook hebben geschreven in hun brieven aan het hof. Gelet ook op de verklaringen van de kinderen in het belevingsonderzoek is het hof van oordeel dat een ondertoezichtstelling contraproductief zal werken, zodat het hof het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling zal afwijzen.
Ten aanzien van het ouderlijk gezag
5.11
Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.12
De moeder verzoekt het hof om haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag over de kinderen. Zowel de moeder als de kinderen wensen geen inmenging van de vader in hun leven. De moeder ondervindt door de houding van de vader en zijn kwaadsprekerij de nodige hinder bij het nemen van beslissingen in het kader van het gezamenlijk gezag. Nu de vader ondanks het advies van verschillende deskundigen de kinderen toch in een hulpverleningstraject wenst te zien, zitten de kinderen klem. De vader lijkt geen inzicht te hebben in de belangen van de kinderen en stelt juist zijn eigen belangen voorop. Zo heeft de vader dusdanig veel voorwaarden aan een reis van de moeder met de kinderen naar Australië gesteld dat deze reis nagenoeg onmogelijk werd.
5.13
De vader verzoekt het hof het gezamenlijk gezag in stand te houden. Volgens de vader is het verzoek van de moeder een verdere inkleuring van het proces van ouderverstoting. In de praktijk neemt de moeder reeds beslissingen zonder instemming van de vader. Zo heeft de moeder zonder instemming van de vader een middelbare school gekozen voor [kind 2] . De vader heeft inderdaad kritische vragen gesteld over de reis naar Australië, maar de moeder heeft op zijn vragen niet meer gereageerd en ervoor gekozen de reis niet te maken. De moeder heeft volgens de vader geen enkele moeite willen doen om te werken aan de verstoorde communicatie tussen partijen. Uitnodigingen daartoe wijst zij van de hand. De verstoorde communicatie heeft de moeder echter nooit gehinderd in de uitoefening van het ouderlijk gezag, aldus nog steeds de vader. De vader is bereid om akkoord te gaan met een invulling van het ouderlijk gezag waarbij de moeder alle beslissingen zelfstandig kan nemen. In geval van een verschil van inzicht behoudt de vader dan toegang tot de rechter.
5.14
Ook ten aanzien van het verzoek van de moeder alleen te worden belast met het ouderlijk gezag heeft de raadsvertegenwoordiger ter mondelinge behandeling zorgen uitgesproken. De raad heeft in dit kader verklaard dat het in het belang van de kinderen zou zijn als partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast blijven, maar dat de vader de dagelijkse beslissingen aan de moeder overlaat.
5.15
Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zitten dan wel zullen raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De moeder heeft niet onderbouwd dat de vader haar belemmert in de uitoefening van het ouderlijk gezag. Weliswaar waren de voorwaarden van de vader ten aanzien van de reis van de moeder met de kinderen naar Australië star, maar dit moet naar het oordeel van het hof worden bezien in het licht van de moeizame communicatie tussen partijen. Niet is gebleken dat de moeder de vader op enige wijze tegemoet is gekomen in zijn verzoeken om informatie over deze vakantie. Daarbij komt dat de moeder ongehinderd een middelbare school heeft kunnen kiezen van [kind 2] . Het hof oordeelt in dit kader van belang dat de vader ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij de moeder in beginsel niet zal belemmeren in de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen, maar dat hij ook op deze manier wil laten zien dat zijn deur altijd open zal staan voor de kinderen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen. Voorts zal het hof een bijzondere curator voor de kinderen benoemen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende:
in de zaak met nummer 200.204.255 in het principaal en het incidenteel hoger beroep
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 september 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
in de zaak met zaaknummer 200.217.436
wijst het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator toe;
benoemt tot bijzondere curator:
drs. [curator]
gz-psycholoog en relatie- en gezinstherapeut
[werkgever curator] ,
[website]
[telefoonnummer]
bepaalt dat de werkzaamheden van de bijzondere curator zich beperken tot het communiceren naar de kinderen dat de vader berust in de wens van de kinderen om geen contact met hem te hebben.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, T. ter Brugge en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 11 juli 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.