Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kinderen. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan hem toe te kennen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, maar de man ging in hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de eerdere beschikking van de rechtbank. De kinderen, geboren in 2001 en 2003, hebben al geruime tijd geen contact meer met de vrouw, en de vrouw heeft zich teruggetrokken uit hun leven. Het hof heeft de mening van de kinderen, die inmiddels oud genoeg zijn om hun wensen kenbaar te maken, zwaar laten wegen. De kinderen hebben aangegeven geen contact meer te willen met de vrouw en hebben angst voor haar.
Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag over de kinderen aan de man toe te kennen. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd en het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland van 20 januari 2014 gewijzigd, zodat het gezag voortaan alleen aan de man toekomt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.