5.4Nu de GI het onderzoek naar de opvoedingsvaardigheden van de moeder nog niet heeft laten plaatsvinden, terwijl dit onderzoek wel van belang is voor de beantwoording van de vraag of de kinderen bij de moeder teruggeplaatst kunnen worden, ziet het hof aanleiding alsnog een onderzoek te laten plaatsvinden. Het hof acht het onderzoek mede wenselijk omdat de uitkomst ook van belang kan zijn voor het antwoord op de vraag in hoeverre de drie kinderen elkaar in de toekomst vaker - nu is dit minimaal - kunnen treffen.
Het hof zal daarom het NIFP Noord-Oost Nederland verzoeken te bemiddelen bij de benoeming van een deskundige, verbonden aan die organisatie, en verzoeken om een onderzoek te laten verrichten en in dat kader advies uit te brengen over de volgende vragen:
Algemeen
1. Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de ouders te beschrijven?
- op basis van klinische impressies
- op basis van psychologisch testonderzoek
2. Hoe kan het verstandelijke vermogen van de ouders beschreven worden?
- op basis van klinische impressies
- op basis van psychologisch testonderzoek
3. Is er sprake van een (kinder)psychiatrische stoornis en/of een ontwikkelingsachterstand bij (één van de) kinderen en/of ouders? Zo ja, hoe is deze te beschrijven en maakt deze psychiatrische stoornis een onderzoek door een (kinder)psychiater noodzakelijk om de verdere vraagstelling te kunnen beantwoorden?
Inzake terugplaatsing naar huis
1. Zijn er in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] indicaties en/of contra-indicaties voor opvoeding en verzorging van de kinderen in de thuissituatie?
2. In hoeverre is terugplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij de moeder (op korte of lange termijn) in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ?
3. Zijn er speciale aandachtspunten bij een eventuele terugplaatsing (op korte en/of lange termijn), zo ja, welke?
4. Welke voorwaarden dienen in elk geval aan een eventuele terugplaatsing (op korte of lange termijn) gesteld te worden?
5. Is hulpverlening aangewezen voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en/of de moeder om terugplaatsing naar huis te realiseren? Zo ja, welke (op korte en lange termijn)?
6. Indien hulpverlening is aangewezen in welk juridisch kader dient dit plaats te vinden?
7. In hoeverre komen uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?