Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“door middel van de originele nota en/of het bankafschrift waaruit de betaling aan de verkoper blijkt”.Op of omstreeks 29 juni 2011 heeft [appellant] een factuur (betreffende de BMW) van Autobedrijf [X] B.V. (nader: [X] B.V. ) d.d. 10 juli 2009 en met nummer 113500 aan Achmea verstrekt. Uit onderzoek door de door Achmea ingeschakelde expert [expert Achmea] is op 30 juni 2011 gebleken dat dit niet de originele factuur/nota is maar een uitdraai die kort te voren (namelijk op 14, 15 of 16 mei 2011) was gemaakt vanuit het computer systeem van [X] B.V. De bij [X] B.V. werkzame partner van [appellant] had dit gedaan. [expert Achmea] heeft in een rapport (productie 2 Achmea eerste aanleg) verslag gedaan van zijn bevindingen. Vervolgens heeft [onderzoeker Achmea] (nader: [onderzoeker Achmea] ), van het Bureau Bijzondere Opdrachten Achmea, in opdracht van Achmea nader onderzoek verricht. Blijkens het daarvan opgemaakte rapport (productie 4 van Achmea eerste aanleg) hebben [directeur autobedrijf] (directeur van [X] B.V. ) en [appellant] tegenover hem onder meer verklaard dat er destijds, bij de koop van de BMW, door [X] B.V. geen factuur is opgemaakt. Achmea heeft daarop geweigerd de door [appellant] genoemde aanschafwaarde te vergoeden.
“Dat is de factuur die ik in tweede instantie heb uitgeprint. (…) U vraagt mij waarom ik de factuur twee keer heb uitgeprint. Dat was omdat [appellant] een factuur bij Achmea moest overleggen en hij kon die factuur niet vinden. Hij vroeg toen of er een nieuwe factuur kon worden uitgeprint.”