ECLI:NL:GHARL:2017:5419

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
200.175.019/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigde betaling door Klein Ruwinkel B.V. wegens niet-uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden

In deze zaak vordert Klein Ruwinkel B.V. een terugbetaling van een deel van de door haar betaalde bedragen aan Fonville Verblijfsrecreatie B.V. en Fonville Schoonmaakbedrijven B.V. op basis van onverschuldigde betaling. Klein Ruwinkel stelt dat een deel van de gefactureerde schoonmaakwerkzaamheden niet is uitgevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen geen bewijs opleveren voor de stelling van Klein Ruwinkel. De appellante heeft aangeboden getuigen onder ede te horen, maar heeft niet duidelijk gemaakt wat deze getuigen meer zouden kunnen verklaren dan uit hun schriftelijke verklaringen blijkt. Het hof heeft ook opgemerkt dat Klein Ruwinkel geen juridische consequenties heeft verbonden aan haar stelling dat haar wil onder invloed van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden is gevormd. Het hof concludeert dat Klein Ruwinkel door jarenlang de werkbonnen en facturen te accorderen en te betalen, het vertrouwen heeft gewekt dat zij instemde met de extra schoonmaakwerkzaamheden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, en veroordeelt Klein Ruwinkel in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.175.019/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/103223 / HA ZA 14-30)
arrest van 27 juni 2017
in de zaak van
Klein Ruwinkel B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Klein Ruwinkel,
advocaat: mr. J.M. Feenstra, kantoorhoudend te Woudenberg,
tegen

1.Fonville Verblijfsrecreatie B.V.,2. Fonville Schoonmaakbedrijven B.V.,

beiden gevestigd te Coevorden,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
Fonville c.s.,
advocaat: mr. A.K. Doornbosch, kantoorhoudend te Assen.
Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 24 januari 2017.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Ter uitvoering van genoemd tussenarrest heeft op 28 maart 2017 een meervoudige comparitie van partijen plaatsgehad. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Bij de stukken bevinden zich tevens de processen-verbaal van de op 15 december 2015 in deze zaak gehouden voorlopige getuigenverhoren.
1.2
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op het comparitiedossier en heeft het hof arrest bepaald.
1.3
Klein Ruwinkel vordert in het hoger beroep, na vermindering van eis bij memorie van grieven – kort samengevat – het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 8 oktober 2014 te vernietigen en alsnog geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan appellante van een bedrag van € 309.614,- te vermeerderen met de wettelijke rente over € 281.315,- vanaf 17 maart 2016 tot aan de dag der voldoening en geïntimeerden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.

2.De vaststaande feiten (en grief I)

2.1
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 8 oktober 2014 in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.8 een aantal feiten vastgesteld.
Grief Ihoudt in dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.4 ten onrechte heeft vastgesteld dat de overeenkomst in 1996 gesloten zou zijn "tussen Klein Ruwinkel enerzijds en één van de Fonville dochtervennootschappen anderzijds". Klein Ruwinkel benadrukt dat zij de overeenkomst met 'moeder' Fonville (waarmee Klein Ruwinkel bedoelt: Fonville Schoonmaakbedrijven B.V.) heeft gesloten.
2.2
De rechtbank heeft in genoemde rechtsoverweging evenwel vastgesteld dat genoemde overeenkomst is gesloten tussen Klein Ruwinkel enerzijds en Fonville Schoonmaakbedrijven (de moeder)
oféén van haar dochtervennootschappen anderzijds. [onderstreping door het hof]. In zoverre is de grief vergeefs voorgedragen.
2.3
Het hof gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die
vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist of
omdat die feiten blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde
producties.
2.4
Klein Ruwinkel is eigenaresse van een vakantiepark met bungalows in
Scherpenzeel.
2.5
Fonville Schoonmaakbedrijven B.V. (hierna: Fonville Schoonmaakbedrijven) is aandeelhouder en bestuurder van Fonville Verblijfsrecreatie B.V. (hierna: Verblijfsrecreatie) en van Fonville Schoonhouden B.V. (hierna: Schoonhouden). Die vennootschappen zijn actief in de schoonmaakbranche.
2.6
Op of omstreeks 1 maart 1996 is een overeenkomst van opdracht tot stand
gekomen tussen Klein Ruwinkel enerzijds en Fonville Schoonmaakbedrijven of een van
haar dochtervennootschappen anderzijds op grond waarvan schoonmaakwerkzaamheden in
de bungalows van Klein Ruwinkel zijn uitgevoerd. De akte d.d. 18 maart 1996 waarin deze
overeenkomst is neergelegd, luidt, voor zover van belang:
Artikel 3.1 GROTE SCHOONMAAK
Tegelijk met de jaarlijkse technische onderhoudsbeurt voert Fonville BV een grote schoonmaak uit. Dit zal in
onderling overleg geschieden in de maanden januari en februari. Onder het werkprogramma van de grote
schoonmaak wordt verstaan: dat de totale bungalow inclusief bijbehorende groot- en kleininventaris wordt
gereinigd (in de ruimste zin des woords).
(…)
UITVOERING VAN WERKZAAMHEDEN DOOR DERDEN
Artikel 9.0
Fonville B.V. is, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van het bungalowpark, niet gerechtigd haar
werkzaamheden of een deel daarvan door derden te laten uitvoeren. Indien schriftelijk toestemming door het
bungalowpark wordt verleend voor het bovengenoemde, dan blijft Fonville B.V. tegenover het bungalowpark
volledig aansprakelijk voor de goede naleving van al haar verplichtingen uit de overeenkomst, als had Fonville
B.V. de werkzaamheden zelf uitgevoerd.
2.7
In de periode april 2003 tot januari 2012 heeft Verblijfsrecreatie facturen voor de werkzaamheden aan Klein Ruwinkel verstuurd. Facturering vond plaats op basis van werkbonnen die door mevrouw [X] , de voorvrouw van Verblijfsrecreatie (hierna: [X] ), ter controle werden overhandigd aan de daartoe door Klein Ruwinkel aangewezen medewerkster, mevrouw [Y] , en die door laatst genoemde zijn geaccordeerd. Op deze werkbonnen stond het soort werkzaamheden vermeld, met het bijbehorende tarief, het aantal verrichtingen en het totaalbedrag. Ook op de facturen was het soort en aantal werkzaamheden gespecificeerd. Klein Ruwinkel heeft de facturen (zonder protest) betaald.
2.8
De jaarlijks voor de grote schoonmaak gefactureerde kosten zijn in de periode
2008-2011 gestegen van circa € 10.000,- tot circa € 46.000,- per jaar.
2.9
Bij brief van 13 juli 2012 heeft Klein Ruwinkel aan Schoonhouden geschreven dat haar is gebleken dat voor werkzaamheden is gefactureerd waartoe geen opdracht is gegeven. Zij heeft daarbij Schoonhouden aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt.
2.1
Verblijfsrecreatie heeft bij brief van 25 juli 2012 aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
Klein Ruwinkel heeft in eerste aanleg kort samengevat gevorderd:
primair: van Verblijfsrecreatie betaling van een bedrag van € 1.082.311,18 + p.m.;
subsidiair: hoofdelijk van Fonville Schoonmaakbedrijven en Verblijfrecreatie betaling van een bedrag van € 293.935,71 + p.m.;
primair en subsidiair: één en ander te vermeerderen met wettelijke rente, proceskosten en nakosten vermeerderd met wettelijke rente.
3.2
De rechtbank heeft de vorderingen bij vonnis van 8 oktober 2014 afgewezen.

4.De beoordeling van de (overige) grieven en de vordering

4.1
Klein Ruwinkel heeft zes grieven tegen het vonnis opgeworpen. Het hoger beroep is daarmee beperkt tot de (afwijzing van de) subsidiaire vordering van Klein Ruwinkel.
4.2
Klein Ruwinkel heeft ter onderbouwing van haar subsidiaire vordering aangevoerd dat zij een groot deel van de in de periode 2009 tot en met 2011 van Verblijfsrecreatie ontvangen facturen onverschuldigd heeft betaald, al dan niet op grond van dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden, waardoor Verblijfsrecreatie ongerechtvaardigd is verrijkt, wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig en in strijd met de redelijkheid en billijkheid ten opzichte van haar heeft gehandeld. Klein Ruwinkel betwist dat de in rekening gebrachte extra werkzaamheden zijn uitgevoerd. Zij benadrukt dat zij geen opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van meerdere grote schoonmaken per bungalow per jaar en evenmin voor het extra reinigen van plafonds en wanden. Klein Ruwinkel is van mening dat Fonville Schoonmaakbedrijven wanprestatie heeft gepleegd door de werkzaamheden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Klein Ruwinkel door Verblijfsrecreatie te laten verrichten en daarop geen toezicht te houden. Fonville Schoonmaakbedrijven is zowel als bestuurder als op grond van artikel 9.0 van de overeenkomst aansprakelijk voor het handelen van Verblijfsrecreatie en dient de schade die Klein Ruwinkel als gevolg van het handelen van Verblijfsrecreatie heeft geleden, te vergoeden, aldus Klein Ruwinkel.
Fonville c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3
Grief III is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Klein Ruwinkel haar stelling dat de in rekening gebrachte extra werkzaamheden niet kunnen zijn verricht, in het licht van het gemotiveerde verweer van Fonville c.s. onvoldoende heeft onderbouwd (rechtsoverweging 4.10 en 4.11).
4.4
Klein Ruwinkel heeft haar stellingen op dit punt in hoger beroep nader toegelicht. Zij heeft haar stellingen onderbouwd met (schriftelijke) verklaringen van getuigen. Het hof is van oordeel dat Klein Ruwinkel haar stellingen thans aldus naar behoren heeft onderbouwd. In zoverre slaagt de grief. Of dat tot vernietiging van het vonnis zal leiden, zal uit het hierna volgende blijken.
4.5
Klein Ruwinkel heeft betoogd dat het aan Fonville c.s. is te bewijzen dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Inzet van deze procedure is echter niet betaling van de facturen van Verblijfsrecreatie. Deze zijn immers steeds door Klein Ruwinkel gecontroleerd, akkoord bevonden en voldaan. Klein Ruwinkel vordert in deze procedure een deel van het door haar betaalde bedrag terug uit hoofde van onverschuldigde betaling, op grond van de stelling dat een deel van de gefactureerde werkzaamheden – grote schoonmaak en wassen van plafonds en wanden – niet is uitgevoerd. Nu Klein Ruwinkel haar vordering baseert op die stelling, draagt zij de bewijslast en het bewijsrisico daarvan.
4.6
De vraag ligt dan ook voor of Klein Ruwinkel het bewijs van haar stelling heeft geleverd door middel van de overgelegde schriftelijke verklaringen en de verklaringen die zijn afgelegd in het voorlopig getuigenverhoor.
4.7
De receptioniste van Klein Ruwinkel, mevrouw [Y] , controleerde sinds jaar en dag de werkbonnen van Fonville. Dienaangaande heeft zij onder meer schriftelijk verklaard (productie 9 bij dagvaarding in eerste aanleg):
‘Vanaf de dag dat ik deze voornoemde controles doe, heb ik eigenlijk nooit de grote
schoonmaken gecheckt want 1 x per jaar is 1 x en geen 2, 3 of 4 keer dat haalt toch
niemand in zijn hoofd. En daar over is in het verleden ook nooit iets mis mee gegaan en
eerlijk gezegd verwacht zo iets niet en zeker niet van een bedrijf wat al zolang voor het
park werkt.
Ik ging er vanuit, uit te goed vertrouwen (bleek achteraf) na jarenlange samenwerking
dat deze werkzaamheden, die ik niet kon controleren uit het systeem, ook daadwerkelijk
uitgevoerd waren.
Achteraf gezien blijkt dus dat er duidelijk misbruik gemaakt is van mijn vertrouwen!
Wanneer ik de werkbon op de dag van uitvoering[het hof leest: gezien]
zou hebben, in plaats van een of twee weken later, kon er nog gecontroleerd worden of dit ook daadwerkelijk uitgevoerd was.
Dan had ik die dag ook wel wat vernomen dat deze werkzaamheden uitgevoerd waren al
was het maar in de wandelgangen. (…)Nu blijkt dat deze werkzaamheden helemaal niet uitgevoerd zijn, voel ik me flink in de maling genomen. Uit goed vertrouwen, en onder "gezellig praatje", voel ik me "er in geluisd".Juist omdat ik altijd heel scherp controleerde op deze bonnen Al was er maar ergens een bed niet opgemaakt, corrigeerde ik dit nog op de lijst zodat ik zeker wist dat alles wat te controleren viel exact klopte!’
4.8
Mevrouw [Z] heeft met betrekking tot de vraag of alle in rekening gebrachte werkzaamheden al dan niet zijn uitgevoerd niets ter zake doende kunnen verklaren (productie 10 bij dagvaarding in eerste aanleg).
4.9
De heer [Q] , die zich op het park bezig hield met groot onderhoud, heeft onder meer verklaard (productie 17 bij dagvaarding in eerste aanleg):
‘Nu wil het geval ook nog dat ik zelf met een aantal in gehuurde schilders en timmerlui
de hele renovatie in 20l1 en 2012 heb uitgevoerd en begeleid. Zowel boven als beneden
alle wanden behangen en plafonds gesausd, nieuwe PVC vloeren en door de hele
bungalow heen nieuwe binnen deuren geplaatst. Dus deze gerenoveerde bungalows 1
of 2 weken later een grote schoonmaak en plafonds wassen is onzin nog afgezien dat
het qua bezetting niet zou kunnen, terwijl het voor 2008 amper 1x per jaar gebeurde. In
het contract staat dat de grote schoonmaak 1x per jaar in januari of februari zal
geschieden en plafonds wassen is volgens contract al helemaal niet aan de orde. En als
het al aan de orde zou zijn, wat in het verleden wel eens is geweest dan werd daar altijd
in een werkoverleg met de voorvrouw en een van de [A] van Fonville door ons
opdracht voor gegeven. Deze gesprekken werden altijd genotuleerd.(…)Dus als de schoonmaak melding maakte dat er in een bungalow een plafond smerig was
door extreem roken of dood geslagen vliegen en of muggen of zo iets, dan werd door het
management goedkeuring gegeven om van die bungalow dat plafond wassen extra in
rekening te brengen. Dat is dus niet gebeurd.
Al met al is het bijna onmogelijk om zo vaak plafonds en grote schoonmaak uit te voeren.
Daar komt bij dat Landal Greenparks ongeveer 60 parken in de verhuur heeft en ik denk
dat Fonville ongeveer van 10 parken de schoonmaak uitvoert en ik weet zeker dat bij
geeneen park de grote schoonmaak vaker dan l x per jaar gebeurd. Ook niet bij de
andere 50 parken waar andere schoonmaakbedrijven schoonmaken. Dus is het
ondenkbaar en niet aannemelijk dat het bij Klein Ruwinkel juist wel meer dan 1x per
jaar en ja zelfs 4x per jaar zou zijn gebeurd althans wel in rekening gebracht.’
4.1
Klein Ruwinkel heeft bij conclusie van repliek als productie 27 verklaringen overlegd van [onderhoudsbedrijf] en [bedrijf] . Beide verklaringen houden in dat zij opdracht hadden tot het behangen van de bungalows en het sauzen van de plafonds, dat zij eerst de plafonds moesten wassen omdat deze vervuild waren en dat zij het schoonmaakbedrijf geen plafonds hebben zien wassen.
4.11
De heer [B] , ex parkmanager van Klein Ruwinkel, heeft onder meer het volgende verklaard (productie 18 bij dagvaarding in eerste aanleg):
‘Bij de dagelijkse ronde over het park heb ik nooit meer en ook niet vaker schoonmaaksters aan het werk gezien die met een grote schoonmaak of iets dergelijks bezig waren. Als iemand dat had kunnen constateren dan was ik dat wel.Ook niet zoiets van: hè doen ze nu alweer een grote schoonmaak in die en die bungalows want volgens de facturen moest het op het laatst wel een keer of 4 per jaar gebeurt zijn. Dat is Gods onmogelijk zowel fysiek als logistiek niet en zeker niet wat de bezetting betreft. Als ze ergens bezig zijn dan valt dat direct op, en al helemaal als ze om de drie maanden zulke sessies zouden hebben uitgevoerd.’
4.12
Mevrouw [C] , die als schoonmaakster werkzaam was op het park, heeft onder meer verklaard (productie 19 bij dagvaarding in eerste aanleg):
‘Met stijgende verbazing heb ik het overzicht van grote schoonmaak, plafonds enz vanaf aug
2008 tot eind 2011 doorgenomen.
Wat een progressie (althans op papier) en al helemaal in vergelijking met de jaren daarvoor.
Dit lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. Want ik werkte bijna alle dagen op het park met
uitzondering van de woensdagen. Ik heb ook nooit de indruk gehad dat er meer grote
schoonmaken gedaan werden dan in de jaren daarvoor bij [D] , en ik kan me niet voorstellen
dat we in bepaalde bungalows meer dan 1 x grote schoonmaak hebben gedaan. Dat was me
dan zeker wel opgevallen, ik vind het allemaal heel vreemd. Ook moeilijk te realiseren ivm
de bezetting.En datzonder overleg met de directie Klein Ruwinkel, terwijl aan grote schoonmaak etc. toch een behoorlijk prijskaartje hangt.Het kan haast met anders dan dat er uren zijn weggeschreven, met welk doel?’En in een aanvullende verklaring (productie A10 bij memorie van grieven):
‘In de periode van [X] heb ik 1 x per jaar grote schoonmaak verricht per huisje. Zeker
geen 2 x per jaar hetzelfde huisje. Ook plafonds en wanden indien nodig gedaan. Dat hebben andere
vaste krachten ook gedaan.
Gaandeweg werdt dit door uitzendkrachten overgenomen. Waarom? Daar heb ik geen antwoord op.
Voor de dinsdag heeft [X] . mij weleens voor de grote schoonmaak gevraagd. Heb deze dan
ook uitgevoerd maar hooguit 8 a 10 keer per jaar. Omdat ik daar niet zoveel voor voelde en zei tegen
haar: als je omhoog zit wil ik je helpen".
Of er op dinsdagen uitzendkrachten zijn geweest weet ik niet. (…)
Maar dit moet in de administratie van [X] . terug te vinden zijn en ook bij uitzendbureau
Super Schoon.
De controle grote schoonmaak deed [X] . meestal zelf. En de administratie van haar heb ik
nooit ingezien. Noch van gewone en grote schoonmaak.’
4.13
Mevrouw [X] , indertijd als voorvrouw van Verblijfsrecreatie werkzaam op het park, heeft ten aanzien van de extra werkzaamheden het volgende onder ede verklaard:
‘Ik ben ervan op de hoogte dat de grote schoonmaak een keer per jaar moest worden
uitgevoerd, ik wil daar het volgende aan toevoegen: ik herinner mij een gesprek op een
dinsdagochtend in 2009 waarbij aanwezig waren ikzelf, de heer [L] , een
zekere [Q] (volgens mij heet hij [Q] ) en [A] . Het ging in dat gesprek over de
vraag of er problemen waren, of je ergens tegen aanliep, over de communicatie en over
verbeterpunten. Dit soort besprekingen vond zo'n 6 keer per jaar plaats, misschien iets meer,
en in de laatste periode heel weinig zo'n drie keer per jaar, als dat het al geweest is. In dat
gesprek op die dinsdag in 2009 kwam aan de orde dat de bezettingsgraad van het park erg
hoog was en dat er sprake was van veel langverblijf. De manager, [A] , zei toen
we doen een keer per jaar de grote schoonmaak en waar nodig extra werkzaamheden, als er
bijvoorbeeld sprake is van schimmel. Klein Ruwinkel wilde geen periodieke. Ze wilden er niet aan: niet lullen, poetsen. Want het moet schoon. Als u mij vraagt wie ‘ze’ zijn dan zeg ik u: dat groepje dat daar zat, waaronder [Q] en meneer [L] . Hun reactie was zoals ik al zei: het moest gewoon schoon. Als u mij vraagt wat er toen vervolgens is gebeurd: zorgen dat het goed schoon is en zo’n goed mogelijke score halen. De scorelijsten worden ingevuld door de gasten van het park. Ik heb sowieso twee keer per jaar een grote schoonmaak gedaan en soms wel drie keer. Als iemand er meer dan een halfjaar ingezeten had en alles zo geel was als een kanarie dan kun je dat niet in één uur doen. Ik heb mij op dat park uit de naad gelopen en ik voel de verwijten die nu gemaakt worden als een mes in mijn rug. In een van die overleggen die we hebben gehad is afgesproken dat de grote schoonmaak naar twee keer per jaar zou gaan en zoals ik al zei is het soms naar drie keer gegaan omdat het hartstikke vies was. Bij die bespreking was de heer [L] aanwezig. Deze bespreking waarin dat is afgesproken zal hebben plaatsgevonden tijdens een van die zes besprekingen die ik zojuist genoemd heb. Als u mij vraagt hoe die afspraak precies gemaakt is in een van die overleggen dan zeg ik u dat meneer [L] dan zei: het moet gewoon schoon. Ik heb dat zo begrepen dat ik meer dan het gemiddelde moest doen om het goed schoon te krijgen. Ik bestrijd dat er werkzaamheden in rekening zijn gebracht die niet zijn verricht.
(…)U houdt mij voor de onder de 1 aangeduide verklaring van [Y]
die aan dit proces-verbaal wordt gehecht u vraagt mij of dit klopt en mijn
antwoord is: nee. Wij moesten immers altijd uiterlijk dinsdag alles doorsturen naar Fonville
omdat ze anders de verloning niet konden doen.De werkbonnen met betrekking tot de grote schoonmaak werden één keer per week
gecontroleerd.
U leest mij voor de als nummer 2 aangeduide passage uit de aangehechte verklaring van
mevrouw [Y] . Het klopt dat de receptie dat niet aan de hand van het systeem kon
zien.
Er werd voor een eventuele derde grote schoonmaak nooit vooraf een opdracht verstrekt.
U leest mij voor de eveneens aan dit proces-verbaal gehechte verklaring van [C]
, en u vraagt mij of ik er een verklaring voor heb dat zij dit zo verklaart. Mijn reactie
is dat ik niet weet hoe zij daarbij komt, omdat we vaak samen werkten, we hebben heel veel
samengewerkt.(…)
U staat stil bij het schoonmaken van de plafonds en wanden, 8 keer per jaar. U vraagt mij of
daar op voorhand opdracht voor gegeven is. Mijn antwoord is dat dat samenhing met de
grote schoonmaak; alles moest spic en span, ook de wanden in verband met dode vliegen
enzovoort. Die schoonmaak van plafonds en wanden gebeurde door mannen van onder meer
uitzendbureaus. Mijn zoon heeft daar nog onder meer aan meegewerkt. Mijn neef ook, zo
voeg ik tijdens het dicteren toe.
Als u mij vraagt wat ik onder 'grote schoonmaak' versta, dan is dat keuken, badkamer, tegels,
schimmels weghalen, vensterbanken, deuren, alles wat je maar tegenkwam schoonmaken.
Daarom heb je ook extra tijd.
Onder 'wanden' versta ik wanden in het huisje niet zijnde de betegelde wanden in de
badkamer. Die tegels zijn makkelijk schoon te maken.
De wanden en de plafonds werden schoongemaakt door mannen met een dweilstok die dan
met een nat goedje de wanden en de plafonds als het ware wasten.
U houdt mij voor de aan het proces-verbaal gehechte verklaring van [Q] , in het
bijzonder onder punt 3. U vraagt mij of ik dit kan verklaren. Mijn antwoord is het volgende:
ze zijn wel met de renovatie bezig geweest, maar niet met 100 bungalows tegelijk. Ik betwist
dat ik die mannen nooit heb aangesproken die daar aan het werk waren. ' [onderhoudsbedrijf] ' heet die rooie.
Bovendien kun je niet altijd zien of ergens een grote schoonmaak plaatsvindt, wantje zet die
meubels niet buiten; die verschuif je.
Naast de met de grote schoonmaak gecombineerde schoonmaakbeurten aan plafonds en aan
wanden, was er ook sprake van extra werkzaamheden aan wanden en plafonds; bijvoorbeeld
in verband met dode vliegen. Voor deze extra wanden en plafonds schoonmaakbeurten werd
niet vooraf opdracht gegeven. Ik heb dat begrepen in het kader van, zoals ik dat net zei: 'niet
lullen, maar poetsen'.’
4.14
De heer [H] , die ook tijdens het voorlopig getuigenverhoor als getuige is gehoord, was in de periode 2009-2011 accountmanager bij Landal Greenparks maar in die hoedanigheid niet betrokken bij het park van Klein Ruwinkel. Hij heeft dan ook niets uit eigen waarneming kunnen verklaren over de schoonmaakwerkzaamheden die in die periode zijn verricht. Zijn verklaring heeft alleen betrekking op de gesprekken die in 2012 tussen Fonville c.s. en Klein Ruwinkel zijn gevoerd nadat het geschil over de reeds betaalde facturen was ontstaan.
4.15
Door Fonville c.s. zijn bij conclusie van antwoord nog verklaringen ingebracht van
de heer [A] , leidinggevende van mevrouw [X] en van de heer [J] regiomanager van Schoonhouden.
4.16
De heer [A] heeft onder meer verklaard:
‘Mocht er iets niet correct zijn dan werd dit door het park aangegeven. Regelmatig was de
glasbewassing niet correct uitgevoerd en dan werd de opdrachtbon ook niet voor akkoord getekend.
Verder werden klachten (vanuit enquêtes) direct door onze objectleiding en het Hoofd receptie van
Klein Ruwinkel verrekend op de opdrachtbon (met de desbetreffende wissels).
Door ons is ook altijd gesteld dat er pas gefactureerd kon worden als de opdrachtbon getekend was.
(niet getekend voor akkoord dan niet factureren).
Tijdens de overleggen met het park is het niet correct uitvoeren van groot onderhoud door het park
ook nooit aangegeven anders hadden we hierop wel acties ondernomen. Er was wel overleg met het
park maar dit was niet structureel (wekelijks). Het kwam ook voor dat we overleg hadden, maar dan
was vanuit het park de verantwoordelijke er niet.
Het overleg werd dan verzet naar een andere datum. Mocht er iets zijn dan hoorden we het wel
volgens het park.
Vanuit het park werd wekelijks overleg (met vastlegging) onzin gevonden.
Contact tussen onze objectleidster [X] en het Hoofd receptie van het park was er elke
wisseldag.
Tijdens de overleggen met het park werd wel gesproken over kwaliteit en dit vond het park erg
belangrijk en wilde dat dit ook constant beter was.
Nu is het wel zo dat de kwaliteit wel degelijk is toegenomen na de aanstelling van [X] .
(…) Dit naar volle tevredenheid van het park.(…) De diverse werkzaamheden aan plafonds en wanden werden uitgevoerd door zoon ( [zoon] ) en neef ( [K] ) van de objectleidster. Daarbij werden ook meerdere inleenkrachten via het bedrijf Superschoonhouden ingezet.
De heer [B] deed zelf de boekhouding in een groot deel van die periode en keurde
de facturen en bonnen goed. (heeft hij ook tijdens een gesprek hierover een keer aangegeven’
4.17
De heer [J] , die onderzoek heeft uitgevoerd naar de werkzaamheden op het park van Klein Ruwinkel heeft daarover het volgende verklaard:
‘Er is twijfel gerezen betreffende het groot onderhoud (grote schoonmaak) wat uitgevoerd werd door schoonmaakbedrijf Fonville. Mij is toen gevraagd als leidinggevende te kijken naar de werkelijk uitgevoerde werkzaamheden. Om misverstanden te voorkomen heb ik toen alle zaken zoals gewerkte uren, uitgevoerde werkzaamheden, afgetekende bonnen, verbruikte materialen, aantal uren gewerkt per dag i.c.m. de hoeveel te werk gestelde medewerkers gecontroleerd. Daaruit bleek dat hetgeen wat Fonville werkelijk op de opdrachtbon noteerde en altijd correct is afgetekend door
het park voor uitvoering, ook werkelijk uitgevoerd kon worden. Zowel de hoeveelheid medewerkers
die ingezet is alsmede ook de hoeveelheid uitbetaalde uren kwamen overeen met de hoeveelheid
uren die nodig zijn om de taken die uitgevoerd zijn ook uit te kunnen voeren. Er is ook bekeken of de
hoeveelheid uren wellicht door dezelfde medewerkers uitgevoerd is, waardoor wellicht uren
geschreven werden die niet gewerkt zouden zijn. Ook dat is toen ontzenuwd door overzichten te
maken van de gemaakte uren per medewerker.
Met andere woorden; de uren die ingezet werden en uitbetaald werden aan de medewerkers over
de periode die het betreft, corresponderen met de uren die wij nodig achten om de taken die
gefactureerd zijn ook werkelijk en op een correcte manier uit te kunnen voeren.
Daarnaast is ook gebleken dat de kwaliteitsscore van de schoonmaak in de woningen op het park ook
werkelijk gestegen is t.o.v. de periode dat deze werkzaamheden niet uitgevoerd werden. De score is
een hoge graadmeter in de organisatie van LANDAL.
Om andere aspecten uit te sluiten heb ik ook de behaalde rendementen van Fonville schoonhouden
op het project Klein Ruwinkel bekeken. Ook hieruit bleken geen proportioneel hogere rendementen
te komen, wat bovenstaande feiten alleen maar bevestigd.’
4.18
Het hof overweegt, de (getuigen)verklaringen gelezen en in hun onderlinge samenhang beschouwd, als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat het aantal grote schoonmaken en plafond-wassingen vanaf het moment dat [X] als voorvrouw op het park werd aangesteld, ten opzichte van de voorgaande jaren flink is toegenomen.
heeft verklaard dat zij in de omstandigheid dat Klein Ruwinkel benadrukte dat de zaak goed schoon moest zijn (‘niet lullen, maar poetsen’), een aansporing heeft gezien om de intensiteit van de schoonmaakwerkzaamheden op te voeren. Het hof heeft geen aanleiding haar op dit punt niet te geloven.
Klein Ruwinkel heeft ook bevestigd (conclusie van repliek onder 20) dat zij [X] heeft gestimuleerd om de kwaliteit van de schoonmaakwerkzaamheden te verbeteren. Fonville c.s. hebben onweersproken gesteld dat de kwaliteit van de schoonmaakwerkzaamheden sinds de aanstelling van [X] substantieel is gestegen.
Een aantal van de hiervoor genoemde getuigen spreekt zijn of haar ongeloof uit over de omvang van de in rekening gebrachte extra werkzaamheden (grote schoonmaak en wanden en plafonds wassen) maar geen van hen heeft daadwerkelijk geconstateerd en derhalve uit eigen wetenschap kunnen verklaren dat er door Verblijfsrecreatie meer werkzaamheden in rekening zijn gebracht dan er zijn uitgevoerd. De enkele omstandigheid dat de getuigen niet hebben gezien dat de extra werkzaamheden zijn uitgevoerd, betekent immers niet dat die werkzaamheden niet zijn verricht.
4.19
Mevrouw [C] heeft het vermoeden uitgesproken dat er
‘uren zijn weggeschreven’maar waar zij dat op baseert, blijkt niet uit haar verklaring.
Uit haar aanvullende verklaring blijkt dat er zij zich meestal niet bezig hield met grote schoonmaken, maar dat dat werk door andere vaste krachten en uitzendkrachten werd gedaan. Ook geeft zij aan geen inzicht te hebben gehad in de administratie van de werkzaamheden.
Mevrouw [Y] heeft verklaard “
Nu blijkt dat deze werkzaamheden helemaal niet uitgevoerd zijn, voel ik me flink in de maling genomen”,maar hoe haar dat is gebleken, blijkt niet uit haar verklaring. Integendeel, hoewel zij verklaart dat zij de werkbonnen scherp controleerde, geeft zij tegelijkertijd aan dat zij nimmer controle heeft toegepast op de grote schoonmaken, hoewel die allemaal duidelijk op de werkbonnen waren vermeld.
Mevrouw [Y] verklaart verder dat zij de grote schoonmaken niet kon controleren omdat zij de werkbonnen pas twee weken later ontving, maar zij wordt op dat punt tegengesproken door [X] , die verklaart dat de werkbonnen wekelijks werden gecontroleerd. Bovendien blijkt uit de verklaring van mevrouw [Y] evenmin dat zij vraagtekens heeft geplaatst bij het wassen van wanden en plafonds, een post die eveneens duidelijk op de werkbonnen stond vermeld en daarop ook veelvuldig en in aanzienlijke aantallen voorkwam.
4.2
Voorts heeft de heer [J] , die naar aanleiding van de klachten van Klein Ruwinkel in 2012 een boekenonderzoek heeft ingesteld, verklaard:
‘Met andere woorden: de uren die ingezet werden en uitbetaald werden aan de medewerkers over de periode die het betreft, corresponderen met de uren die wij nodig achten om de taken die gefactureerd zijn ook werkelijk en op een correcte manier uit te kunnen voeren.
Daarnaast is ook gebleken dat de kwaliteitsscore van de schoonmaak in de woningen op het park ook werkelijk gestegen is t.o.v. de periode dat deze werkzaamheden niet uitgevoerd werden.’
4.21
Het hof is van oordeel dat de voorliggende verklaringen geen bewijs opleveren van de stelling van Klein Ruwinkel dat de door Verblijfsrecreatie in rekening gebrachte extra werkzaamheden niet zijn uitgevoerd.
Klein Ruwinkel heeft uitdrukkelijk aangeboden de getuigen waarvan zij verklaringen heeft overgelegd onder ede te doen horen.
Zij heeft evenwel niet aangegeven wat deze getuigen meer of anders zouden kunnen verklaren dan uit hun schriftelijke verklaringen blijkt.
Het hof heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen de vraag gesteld of Klein Ruwinkel geen aanleiding zag om de medewerkers en uitzendkrachten die de betreffende werkzaamheden volgens Fonville c.s. hebben uitgevoerd als getuigen te doen horen. Daarop heeft de advocaat van Klein Ruwinkel geantwoord dat dat niet het geval is omdat zij als 'vijandige getuigen' worden beschouwd.
Nu er geen aldus geen bewijsaanbod voorligt dat voldoet aan de eisen die daaraan in hoger beroep kunnen worden gesteld, ziet het hof geen aanleiding een getuigenverhoor te gelasten.
4.22
Grief III treft geen doel.
4.23
Grief IIis gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat ondanks dat Verblijfsrecreatie meer werkzaamheden heeft verricht en gefactureerd dan op 18 maart 1996 is overeengekomen, Verblijfsrecreatie de gang van zaken, gelet op de regels van aanbod en aanvaarding, zo heeft mogen opvatten dat Klein Ruwinkel alsnog instemde met deze (buitencontractueel) verrichte en gefactureerde schoonmaakwerkzaamheden (r.o 4.6 t/m 4.8).
4.24
In de toelichting op deze grief stelt Klein Ruwinkel dat sprake is van een wilsgebrek: haar wil zou onder invloed van dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden zijn gevormd. Klein Ruwinkel verbindt daaraan evenwel niet de juridische consequentie door een beroep op vernietiging te doen. Bovendien heeft zij niet duidelijk gemaakt waaruit de dwaling, het bedrog of de misbruik van omstandigheden zou hebben bestaan. [X] heeft door middel van de werkbonnen immers exact aangegeven welke werkzaamheden door Verblijfsrecreatie waren verricht. Op de facturen stonden de werkzaamheden nogmaals gespecificeerd weergegeven. Over de aard en omvang van de verrichte en in rekening gebrachte werkzaamheden kon dan ook geen enkele onduidelijkheid bestaan. Dat Klein Ruwinkel kennelijk heeft nagelaten de werkbonnen en facturen goed te bekijken, blijft voor haar risico.
4.25
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat Klein Ruwinkel door enerzijds aan te dringen op verbetering van de kwaliteit van de werkzaamheden en anderzijds jarenlang de ter controle aangeboden werkbonnen te accorderen en de gespecificeerde facturen vervolgens te betalen, bij Verblijfsrecreatie het vertrouwen heeft gewekt dat zij met het verrichten van de extra schoonmaakwerkzaamheden instemde, zodat Klein Ruwinkel niet jaren later een beroep kan doen op het ontbreken van een met haar gedragingen overeenstemmende wil (art. 3:35 BW).
4.26
Ook grief II faalt.
4.27
Het falen van de grieven II en III brengt mee dat ook de grieven IV en VI vergeefs zijn voorgedragen en dat de grieven I (voor het overige) en V geen bespreking meer behoeven.

5.De slotsom

5.1.
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Klein Ruwinkel in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Fonville c.s. zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 5.160,-
- salaris advocaat
€ 6.526,-(2 punten x tarief € 3.263,-)
Totaal € 11.686,-

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 8 oktober 2014;
veroordeelt Klein Ruwinkel in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Fonville c.s. vastgesteld op € 5.160,- voor verschotten en op € 6.526,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. L. Janse en mr. J.N. Bartels en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
27 juni 2017.