Uitspraak
Klein Ruwinkel,
advocaat: mr. J.M. Feenstra, kantoorhoudend te Woudenberg,
1.Fonville Verblijfsrecreatie B.V.,2. Fonville Schoonmaakbedrijven B.V.,
Fonville c.s.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten (en grief I)
Grief Ihoudt in dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.4 ten onrechte heeft vastgesteld dat de overeenkomst in 1996 gesloten zou zijn "tussen Klein Ruwinkel enerzijds en één van de Fonville dochtervennootschappen anderzijds". Klein Ruwinkel benadrukt dat zij de overeenkomst met 'moeder' Fonville (waarmee Klein Ruwinkel bedoelt: Fonville Schoonmaakbedrijven B.V.) heeft gesloten.
oféén van haar dochtervennootschappen anderzijds. [onderstreping door het hof]. In zoverre is de grief vergeefs voorgedragen.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primair: van Verblijfsrecreatie betaling van een bedrag van € 1.082.311,18 + p.m.;
subsidiair: hoofdelijk van Fonville Schoonmaakbedrijven en Verblijfrecreatie betaling van een bedrag van € 293.935,71 + p.m.;
primair en subsidiair: één en ander te vermeerderen met wettelijke rente, proceskosten en nakosten vermeerderd met wettelijke rente.
4.De beoordeling van de (overige) grieven en de vordering
Fonville c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
‘Vanaf de dag dat ik deze voornoemde controles doe, heb ik eigenlijk nooit de grote
zou hebben, in plaats van een of twee weken later, kon er nog gecontroleerd worden of dit ook daadwerkelijk uitgevoerd was.
‘Nu wil het geval ook nog dat ik zelf met een aantal in gehuurde schilders en timmerlui
‘Bij de dagelijkse ronde over het park heb ik nooit meer en ook niet vaker schoonmaaksters aan het werk gezien die met een grote schoonmaak of iets dergelijks bezig waren. Als iemand dat had kunnen constateren dan was ik dat wel.Ook niet zoiets van: hè doen ze nu alweer een grote schoonmaak in die en die bungalows want volgens de facturen moest het op het laatst wel een keer of 4 per jaar gebeurt zijn. Dat is Gods onmogelijk zowel fysiek als logistiek niet en zeker niet wat de bezetting betreft. Als ze ergens bezig zijn dan valt dat direct op, en al helemaal als ze om de drie maanden zulke sessies zouden hebben uitgevoerd.’
‘In de periode van [X] heb ik 1 x per jaar grote schoonmaak verricht per huisje. Zeker
‘Er is twijfel gerezen betreffende het groot onderhoud (grote schoonmaak) wat uitgevoerd werd door schoonmaakbedrijf Fonville. Mij is toen gevraagd als leidinggevende te kijken naar de werkelijk uitgevoerde werkzaamheden. Om misverstanden te voorkomen heb ik toen alle zaken zoals gewerkte uren, uitgevoerde werkzaamheden, afgetekende bonnen, verbruikte materialen, aantal uren gewerkt per dag i.c.m. de hoeveel te werk gestelde medewerkers gecontroleerd. Daaruit bleek dat hetgeen wat Fonville werkelijk op de opdrachtbon noteerde en altijd correct is afgetekend door
heeft verklaard dat zij in de omstandigheid dat Klein Ruwinkel benadrukte dat de zaak goed schoon moest zijn (‘niet lullen, maar poetsen’), een aansporing heeft gezien om de intensiteit van de schoonmaakwerkzaamheden op te voeren. Het hof heeft geen aanleiding haar op dit punt niet te geloven.
Klein Ruwinkel heeft ook bevestigd (conclusie van repliek onder 20) dat zij [X] heeft gestimuleerd om de kwaliteit van de schoonmaakwerkzaamheden te verbeteren. Fonville c.s. hebben onweersproken gesteld dat de kwaliteit van de schoonmaakwerkzaamheden sinds de aanstelling van [X] substantieel is gestegen.
Een aantal van de hiervoor genoemde getuigen spreekt zijn of haar ongeloof uit over de omvang van de in rekening gebrachte extra werkzaamheden (grote schoonmaak en wanden en plafonds wassen) maar geen van hen heeft daadwerkelijk geconstateerd en derhalve uit eigen wetenschap kunnen verklaren dat er door Verblijfsrecreatie meer werkzaamheden in rekening zijn gebracht dan er zijn uitgevoerd. De enkele omstandigheid dat de getuigen niet hebben gezien dat de extra werkzaamheden zijn uitgevoerd, betekent immers niet dat die werkzaamheden niet zijn verricht.
‘uren zijn weggeschreven’maar waar zij dat op baseert, blijkt niet uit haar verklaring.
Uit haar aanvullende verklaring blijkt dat er zij zich meestal niet bezig hield met grote schoonmaken, maar dat dat werk door andere vaste krachten en uitzendkrachten werd gedaan. Ook geeft zij aan geen inzicht te hebben gehad in de administratie van de werkzaamheden.
Nu blijkt dat deze werkzaamheden helemaal niet uitgevoerd zijn, voel ik me flink in de maling genomen”,maar hoe haar dat is gebleken, blijkt niet uit haar verklaring. Integendeel, hoewel zij verklaart dat zij de werkbonnen scherp controleerde, geeft zij tegelijkertijd aan dat zij nimmer controle heeft toegepast op de grote schoonmaken, hoewel die allemaal duidelijk op de werkbonnen waren vermeld.
Mevrouw [Y] verklaart verder dat zij de grote schoonmaken niet kon controleren omdat zij de werkbonnen pas twee weken later ontving, maar zij wordt op dat punt tegengesproken door [X] , die verklaart dat de werkbonnen wekelijks werden gecontroleerd. Bovendien blijkt uit de verklaring van mevrouw [Y] evenmin dat zij vraagtekens heeft geplaatst bij het wassen van wanden en plafonds, een post die eveneens duidelijk op de werkbonnen stond vermeld en daarop ook veelvuldig en in aanzienlijke aantallen voorkwam.
‘Met andere woorden: de uren die ingezet werden en uitbetaald werden aan de medewerkers over de periode die het betreft, corresponderen met de uren die wij nodig achten om de taken die gefactureerd zijn ook werkelijk en op een correcte manier uit te kunnen voeren.
Klein Ruwinkel heeft uitdrukkelijk aangeboden de getuigen waarvan zij verklaringen heeft overgelegd onder ede te doen horen.
Zij heeft evenwel niet aangegeven wat deze getuigen meer of anders zouden kunnen verklaren dan uit hun schriftelijke verklaringen blijkt.
Het hof heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen de vraag gesteld of Klein Ruwinkel geen aanleiding zag om de medewerkers en uitzendkrachten die de betreffende werkzaamheden volgens Fonville c.s. hebben uitgevoerd als getuigen te doen horen. Daarop heeft de advocaat van Klein Ruwinkel geantwoord dat dat niet het geval is omdat zij als 'vijandige getuigen' worden beschouwd.
Nu er geen aldus geen bewijsaanbod voorligt dat voldoet aan de eisen die daaraan in hoger beroep kunnen worden gesteld, ziet het hof geen aanleiding een getuigenverhoor te gelasten.
5.De slotsom
€ 6.526,-(2 punten x tarief € 3.263,-)