Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een elfjarige minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 14 april 2017 aangevochten, waarin de GI (Regiecentrum Bescherming en Veiligheid) gemachtigd werd om [de minderjarige] uit huis te plaatsen bij de vader. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige], die zijn hoofdverblijf bij de moeder heeft.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de ouders in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De GI was vertegenwoordigd door mr. [C] en mevrouw [D]. De moeder heeft drie grieven ingediend, die betrekking hebben op de noodzaak van de uithuisplaatsing, het psychodiagnostisch onderzoek en het niet horen van [de minderjarige].
Na beoordeling van de grieven en de feiten, heeft het hof geconcludeerd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige]. Het hof heeft de motivering van de kinderrechter onderschreven en benadrukt dat het in het belang van [de minderjarige] is om hem niet te horen, gezien zijn jonge leeftijd en de problematiek waarmee hij kampt. Het hof heeft ook zijn zorgen geuit over de frequentie van wisselingen van gezinsvoogden, wat de stabiliteit en rust voor [de minderjarige] in gevaar kan brengen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en verklaard dat deze uitvoerbaar is bij voorraad.